Jac Orie staat bekend als de wetenschapper van de schaatswereld, maar zelf vindt hij dat wel meevallen. De trainer van Lotto-Jumbo gelooft vooral in natuurwetten.

Jac Orie

“Ik was een redelijke schaatser. Als junior zat ik in Jong Oranje en hoorde bij de besten van mijn lichting. Maar ik had veel pech: valpartijen, trombose en rugklachten. Ik heb wel een World Cup gereden, maar de stap naar de échte top heb ik nooit kunnen maken. Als schaatser was ik analytisch, ik wilde van de hoed en de rand weten. Wilde dingen proberen, uitzoeken. Misschien wel iets té.

Het trainerschap heb ik vanaf het begin op diezelfde wetenschappelijke manier aangepakt. Maar het is niet zo dat ik alleen maar praat in procenten en graden. Ik geloof in natuurwetten, je kunt nu eenmaal niet ontsnappen aan de zwaartekracht. Alle wetenschap – modelletjes en testen – zijn voor mij een fundament. Vanuit daar ontwikkel ik mijn gevoel, maar wel een gefundamenteerd gevoel. Daardoor gaat de ontwikkeling sneller en heb ik iets om op terug te vallen. Ik geloof niet zo in al dat zweverige gedoe, people management en zo. Ik zeg niet dat het verkeerd is, maar het is niet mijn weg naar succes.

Toen ik rond mijn twintigste besloot te stoppen met schaatsen, wilde ik gaan studeren. Ik wilde bioloog worden. Ik had me al ingeschreven aan de universiteit in Leiden, toen mijn tante begon over een hbo-studie Bewegingstechnologie. Dat bleek een schot in de roos: het werd mijn passie. Na de hbo-studie ben ik Bewegingswetenschappen aan de Vrije Universiteit van Amsterdam gaan doen.

Ik woonde toentertijd in Den Haag en schaatste voor mijn plezier op de Uithof. Daar sprak Martin Hersman me aan. Of ik hem wilde helpen met zijn schaats en enkel. Ik deed wat testjes bij hem, hielp hem. Verder niks bijzonders. Later blijkt dat het begin van mijn coachcarrière te zijn."

Foto : Glenn Wassenbergh

Gerard van Velde

“In 2000 belde TVM of ik wat voor hen kon betekenen. Ik moest het trainingsprogramma voor Gerard van Velde schrijven. Ik heb me toen een week – misschien iets langer – opgesloten in de bibliotheek en een programma uitgedokterd. Ik had toen niet het idee om schaatscoach te worden, dat leek me echt geen leuke baan. Ik zag het meer als leuk studie-experiment.

Toen ik Gerard leerde kennen, deed hij zich nonchalanter voor dan dat hij was. Hij zoog informatie in zich op en vroeg veel. Mijn programma sloeg aan en Gerard won goud op de 1000 meter in Salt Lake City. Tegenwoordig zijn Gerard, trainer van Plantina, en ik concurrenten. Ik vind het leuk om te zien dat een pupil van mij ook trainer is, ik zie zijn passie. We hebben respect voor elkaar, maar uiteindelijk wil ik natuurlijk van hem winnen. Ik ben niet bezig met de andere coaches of hun aanpak, maar ik wil dat mijn ploeg beter is dan de rest. That’s it.

Mark Tuitert

“Ook na het succes van Gerard dacht ik niet: ik word trainer. Nee, ik wilde promoveren. Ik was zelfs nog in gesprek met de VU toen de SpaarSelect-ploeg zei: ‘Jac, dit is je budget en bedenk maar wat je ermee doet.’ Daar sprak zoveel vertrouwen uit, dat ik vond dat ik het moest doen. In mijn hoofd had zich al een zaadje geplant, dus ik had al zo mijn ideeën. Bij de ploeg – later werd SponsorBingoLoterij de hoofdsponsor - kreeg ik onder andere Marianne Timmer (goed voor olympisch goud in 2006), Erben Wennemars, Gianni Romme en Mark Tuitert onder mijn hoede.

Ik heb Mark tien jaar lang getraind. In 2002 kwam hij bij me, hij had toen de ziekte van Pfeiffer. Ik zag meteen dat Mark bijzondere kwaliteiten had. Hij had zo’n dynamische power in zijn afzet, leverde veel vermogen. Ik had vrij snel door waar zijn verbeterpunten lagen. Mark was iemand die kon gaan zweven. Op sommige trainingskampen genoot hij zo erg, dat hij bijna euforisch werd. Dat was mooi, maar hij moest wel bij de les gehouden worden. Twee jaar na onze start werd hij Europees kampioen. Maar vaak lukte het Mark nét niet; hij viel op belangrijke momenten of schaatste niet constant. Maar ik wist dat hij het kon. Onze band was intens en bijzonder. Nadat hij zijn 1500 meter-race in Vancouver gereden had, zei ik tegen de fysio: ‘Dit is goud.’

Toen Mark na tien jaar voor een andere ploeg koos, was dat pijnlijk. Maar zoiets gaat nooit zoals je had gehoopt, dat hoort ook een beetje bij het spelletje. Ik vind het nog steeds een geweldige sportman en kijk terug op een fantastische tijd met hem. Maar we hebben allebei onze eigen weg gekozen.”

Foto : Glenn Wassenbergh

Stefan Groothuis

“In 2008 kwam Stefan bij mij trainen, hij had toen een blessure aan zijn achillespees. Ik volgde hem al een tijd en had het idee dat hij goed bij mijn visie en filosofie paste. Alles wat ik hem uitlegde, sloeg zo hard aan. Hij werd snel sterker en zijn conditie verbeterde. Hij had alleen ook veel pech: blessures, een bacteriële infectie tijdens de Winterspelen van 2010, en er waren sponsorloze periodes.

Ik vond het lastig toen hij in 2011 depressief werd. Dat had ik niet zien aan komen. Natuurlijk, ik zag dat hij niet lekker in zijn vel zat, maar ik had niet door dat het zo heftig was. Ik vind het knap hoe hij daar mee om is gegaan. Ook toen had hij die wilskracht. Hij moest en zou die ‘hel in zijn kop’ oplossen. We hebben uit alle hoeken en gaten specialisten gehaald om hem te helpen. Ik bleef vooral zijn coach. En het lukte hem: Stefan kreeg alles weer op de rit. Dat had ik wel verwacht, als iemand een depressie kan overwinnen, is het Stefan wel. Na zijn depressie, maakte Stefan grote sprongen. Hij werd wereldkampioen sprint en won de 1000 meter op de WK Afstanden. Bij zijn gouden medaille in Sotsji kon ik mijn tranen niet inhouden. Ik ben vaker emotioneel geweest bij medailles, ook bij die van Mark Tuitert. Dat zijn tranen van blijheid, ontlading. Ik weet wat die mannen erin gestopt hebben, wat voor effort ze geleverd hebben, en dan is het zo mooi om te zien dat het lukt.”

Sven Kramer

“Of Sven op mijn wensenlijstje stond? Natuurlijk wil ik met toppers werken, maar het is niet zo dat ik hem per se wilde trainen. Hij belde me op om een kopje koffie te drinken en dat werd een goed gesprek. Rondom Sven bestaat misschien het beeld dat hij eigenwijs is. Daar ben ik het niet mee eens, hij heeft een mening. Het is niet zo dat hij meer tegengas geeft dan anderen. Dat is voor mij als coach fijn. Ik heb argumenten en hij heeft soms tegenargumenten. Op die manier halen we het beste uit elkaar en uit de training.

Nadat Sven bij mijn ploeg kwam, werd er gespeculeerd dat ook Ireen Wüst zich zou aansluiten. Dat is niet gebeurd. Rondom mij bestaat het beeld van ‘mannencoach’, maar ook dat is niet waar. Mijn ploegen bestaan altijd voor een deel uit vrouwen. Ik heb eens gezegd dat ik niet geloof in een ploeg die alleen bestaat uit vrouwen. Dat vind ik nog steeds. Maar ik heb gemerkt dat vrouwen goed werken als er mannen in de buurt zijn, en mannen goed functioneren met vrouwen in de ploeg. Anders wordt het een hengstenbal of kibbelhok.

Die combinatie heb ik ook in mijn huidige ploeg, Lotto Jumbo (acht mannen, drie vrouwen). Ik herinner mijn ploeg af en toe aan de Spelen van 2018. Op momenten dat ze afdwalen, vertel ik hoe veel dagen het nog is tot het olympisch kwalificatietoernooi. Ha, ik weet niet elke dag uit mijn hoofd hoe lang dat nog duurt, dat zoek ik dan natuurlijk eerst even op.

Ik kijk uit naar de Spelen, ik geniet van zulke toernooien. Hoe veel ik er nog ga meemaken? Ik weet het niet. Als trainer leef ik per cyclus, net als een topsporter. Mijn droom is om met al mijn atleten het vooraf ingeschatte niveau te halen. Dat lukt me nu bij ongeveer 80 procent, ik zou graag 90 of 95 procent halen. Op dit moment heb ik heel veel passie voor het coachen en het verbeteren. Zo lang dat er is, ga ik er voor 200 procent voor.”

Foto : Glenn Wassenbergh