'De meest vriendelijke duivel van het OKT heet Merijn Scheperkamp’. De rustige persoon in kwestie van Team Essent refereert zelf aan de titel van het stuk op Schaatsen.nl, waarin op 27 december 2021 de grote verrassing van de 500 meter werd beschreven. Merijn Scheperkamp was 21, genoot van zijn dagelijkse opleiding tot topschaatser in de belofteploeg van Jumbo-Visma, en had er geen moment bij stilgestaan dat hij….plotseling een olympiër zou zijn. Na een messcherpe sprint van 34,45 seconden, op de tweede 500 meter die de snelle mannen die dag uit hun benen moesten schudden, keek de elite even verdoofd als verbaasd naar de ranking op het scorebord in Thialf. Geklopt door een vriendelijke duivel…
Wat is er niet goed gegaan? Ja, de eerste periode na het onverwachte staaltje spierballen rollen op het OKT beloofde veel. Scheperkamp werd in het seizoen na zijn olympisch optreden (twaalfde) Nederlands afstandskampioen (500 meter), trok zelfs de Europese sprinttitel naar zich toe en de definitieve doorbraak leek een feit. Niet dus. Buitengewoon aardig in dit verband is de uitslag van de olympische 500 meter in Beijing. Er was een deelnemer die tweeduizendste eerder finishte dan Merijn: de Pool Damian Zurek. Nu geldt hij op de aanstaande Winterspelen als een van de belangrijkste uitdagers van Stolz... “Dat moet ik ook kunnen.
“Ik zit een beetje vast op het niveau van toen.” Zo, dat is raak, en eerlijk. “Ik blijf hangen in die tijden”, voegt hij eraan toe. “Terwijl ik elke dag vecht om ook een 33’er te schaatsen, want dat wil iedere sprinter.” Van die magische dubbele 3 is hij ver verwijderd. Sterker nog, sinds de 34,45 van 27 december vier winters geleden heeft Scheperkamp zoals hij concludeert heel weinig progressie geboekt. Zijn persoonlijk record is iets verbeterd, tot 34,41. Dat reed hij in februari van dit jaar. Het is te verwaarlozen, 0,04 harder dan in 2021.
Da’s niet hoopgevend. Nog een constatering die hij doet en waarbij hij zich kwetsbaar opstelt: op de vraag hoeveel goede 500 meters hij dit seizoen heeft gereden, antwoordt hij eerst: “Een goede is nog niet perfect voor mij.” Hij denkt even na.“ Nee, dat zijn er niet zoveel. Die in Hamar (een week geleden, red.) was wel oké. Die frustreerde me niet, al heb ik het idee dat het beter kon. Op het NK Afstanden reed ik ook niet zo slecht. Maar wat ik zeg: het moet beter. En de resultaten tellen natuurlijk. Als ik hier volgende week 34,2 schaats, dan verbeter ik mezelf en zou ik heel tevreden moeten zijn. Rijden er echter twee of drie harder, dan is het nog steeds erg frustrerend, omdat ik weer vier jaar moet wachten om een olympische 500 te kunnen rijden.” In het vol overtuiging uitgesproken ‘tuurlijk’ op de vraag of hij dat kan volhouden, hoor je wat deze Noord-Hollander vooral is. Een groot liefhebber.
Dat zal een al lang durende pas op de plaats in zijn ontwikkeling – let wel: puur gerelateerd aan zijn tijden als sprinter – draaglijker maken. De situatie in de internationale top is compleet anders geworden dan in 2021, stipt hij als een reden aan. “Het niveau is zo hard gestegen, zowel op de lange afstanden als de kortere. In de sprint heb ik het idee dat het veld in het midden breder is geworden. Als je jezelf minder verbetert, of niet verbetert, zoals ik, lig je ernaast. Dan heb je moeite om uit de B-divisie te komen. Al is dat sowieso lastig, de 500 is een van de moeilijkste onderdelen om uit de B-divisie te promoveren, omdat het soms zo'n grabbelton is. Eén foutje en je zit er niet bij.” Voor de goede orde: Scheperkamp is er tijdens de World Cup in Heerenveen in geslaagd de B’s te ontvluchten. Dat is een lichtpuntje.
In zijn verlangen sneller rond te gaan op het ijs, het liefst zoals Jenning de Boo en Jordan Stolz dat kunnen, zoekt Scheperkamp al geruime tijd naar de oplossing. Hij wil zo graag zijn ‘vaste niveau’ doorbreken. “Er zit meer in, dat denk ik al drie jaar en het gevoel wordt sterker. Begin 2023 merkten de coaches en ik dat ik op fysiek vlak nog een stap vooruit zou kunnen zetten om sneller te gaan. Dat is gebeurd. Alleen, daar kom je ook achter, schaatsen is en blijft een heel technische sport en je moet het op het ijs vrij kunnen maken. Dat lukt niet zo een, twee, drie; zelfs niet als je al het talent van de wereld hebt, of al van jongs af aan op schaatsen staat. Het is lastig de kracht op het ijs te krijgen. Het gaat niet vanzelf om die transfer te maken. Daar ben ik momenteel heel erg mee bezig.”
Scheperkamp noemt het een combinatie van het mentale aspect en techniek. “Op welke manier je in een wedstrijd zit, wordt altijd getransformeerd naar het technische deel. Wanneer je een beetje flierefluitend rondloopt en niet gefocust bent op de techniek – wat een mentaal aspect is – kun je dat een technisch goede rit schaatsen? Ik denk het niet. Het een houdt verband met het ander. Ik zeg niet dat als je er mentaal goed in zit, je meteen technisch goed rijdt. Of dat het dan slecht gaat. Er zit altijd een nuance in.”
De theorie kan overboord als hij Milaan haalt. “Daarvoor moet ik op 27 december (dezelfde dag als in 2021, red.) mijn beste rit schaatsen. Doe ik dat, dan kom ik hoog in de ranking. Wat dat dan waard is, zien we wel.” Kort eindigen wil meestal zeggen dicht in de buurt van de man die in Nederland de standaard is geworden op de sprint: Jenning de Boo. “Hij is inderdaad een mooie graadmeter. Jenning is niet de nummer 1 van de 500 meter. Dat is Stolz voor mij. Maar goed, hij zit er dicht op en kan hem uitdagen. Dat is iets waar ik ook naartoe wil werken.”
Eerst die nationale top maar met duivelskunsten zien te verlammen op dat OKT...