Voor De Boo voelt dit toernooi als een herhaling van het NK, maar dan intenser. “Dit was het NK all over again. Alleen nu standje extreem”, zegt hij, met een glimlach die pas na afloop verschijnt. De weken richting het Staatsloterij Olympisch Kwalificatietoernooi zijn allesbehalve ontspannen geweest. Geen kerst, geen Groningen, geen familie. “Ik heb mezelf afgesloten. Ik wil niet ziek worden.” Het typeert hoe een OKT zich in zijn hoofd nestelt. Schaatsen is dan niet leuk meer. “Je kunt vandaag alleen verliezen.”

De spanning zit niet alleen in de minuten tussen de twee races, maar vooral in de dagen ervoor. “Ik heb denk ik nog nooit zoveel stress en zenuwen ervaren als de afgelopen dagen.” In zijn hoofd herhaalt zich steeds hetzelfde scenario. Wat als het niet lukt? Wat als hij valt? Wat als hij een misser maakt in de bocht? “De afgelopen drie dagen gaat alleen maar wat als het niet lukt door mijn hoofd.”

Toch bestaat er bij De Boo een schakelaar. “Als ik eenmaal op het ijs sta, wordt mijn hoofd redelijk leeg.” Het is een dun koord waar hij op balanceert. In de krachtruimte, tussen de twee 500 meters door, voelt het wachten zwaarder dan het rijden. “Het liefst ga ik dan weg”, zegt hij lachend. Maar op het ijs valt alles op zijn plek. Na een stroeve eerste rit herpakt hij zichzelf in de tweede. Met 34,36 en 33,96 stelt hij zijn olympisch ticket veilig.

“Het is een enorme ontlading, want ik heb hier best wel wat voor gelaten.” Het eerste telefoontje gaat naar zijn ouders. "Mijn moeder durfde denk ik niet eens te kijken", zegt hij lachend. Het zijn kleine zinnen, die meer zeggen dan lange race-analyses. En temidden van al die zenuwen, heeft een kerstcadeautje van Kjeld Nuis de spanning even gebroken: een onderbroek met ananas-print. “Ik heb hem van de week tijdens de tempo aangedaan om even te testen. Dat ging hartstikke goed, dus ik heb hem vandaag weer aangedaan.”

Jenning de Boo
Alle ontlading van de afgelopen weken. | Foto: Orange Pictures

Sebas Diniz is minder uitgesproken over zijn emoties, maar niet minder bewust van wat er op het spel staat. “Ik wilde graag de wedstrijd winnen. Maar 34,1 in de eerste omloop, dat was echt geweldig.” Slechts driehonderdsten boven zijn persoonlijk record uit Calgary. Het geeft rust, zegt hij, al is die rust relatief op een dag als deze.

Diniz benadert de 500 meter vanuit de techniek. Zijn starts, eerder dit seizoen wisselvallig, zijn zaterdag twee keer in 9,48 afgevinkt. “We hebben daar vorige week veel tijd in geïnvesteerd.” Honderd meters trainen, details aanscherpen, geen gas terugnemen. “Dat pakte vandaag goed uit.” Met een zevende plek in de matrix bevindt ook Diniz zich in een veilige haven voor een olympisch startbewijs.

Maar ook hij ziet deze week veel stress om zich heen. Ziekte binnen de ploeg, protocollen, constant afstand houden. “Niet te veel bij elkaar in de buurt, niet te veel aanraken.” Het hoort erbij, zegt hij. Maar in tegenstelling tot zijn ploeggenoten hij voelde zich goed.

Met respect kijkt hij naar zijn grote concurrent Jenning. “Net als bij het NK haalde hij ook nog een keer zo hard uit.” Geen rivaliteit met scherpe randjes, maar sportieve erkenning van klasse.

Heel eventjes verschuift de blik voorzichtig naar voren. Naar Milaan, naar een enkele 500 meter zonder herkansing. De Boo verwacht daar een andere versie van zichzelf. Minder opgesloten, minder bekeken. “Hier sta ik tussen alleen maar Nederlanders. Ik heb het gevoel dat iedereen iets van me verwacht.” Op de Spelen zal dat anders zijn, denkt hij. Diniz vertelt hoe zijn races van vandaag voelen als een fundament om op voort te bouwen.

Het OKT is nog niet voorbij. Maar wat er ook nog komt, de zwaarste 34 seconden van het jaar liggen achter hen.