Al jaren is de World Cup Finale de afsluiting van het internationale schaatsseizoen. Toch hebben vele schaatsliefhebbers nog heimwee naar de tijden dat de ooit zo beroemde strijd om de “Goldener Schlittschuh” in Inzell het toetje was van het schaatsseizoen.

De eerste editie - toen nog niet aan het einde van het seizoen - vond plaats in 1966 op de gloednieuwe kunstijsbaan van Inzell en kreeg in Ard Schenk meteen een grote naam als winnaar plus de verlangde wereldrecords: Schenk verbeterde bij die allereerste editie al direct de records op de 1500 en 3000 meter.

Denk niet dat de “Goldener Schlittschuh” geen serieuze wedstrijd was. Het ging niet om titels, maar de gouden schaatsjes die er dankzij burgemeester en grote schaatspromotor van Inzell Ludwig Schwabl te winnen waren, waren in de tijd dat een schaatsamateur nog geen tientje aan geldprijzen aan mocht nemen, zeer geliefd.

De gouden schaats was daarmee niet alleen een verkapte, want toegestane vorm van een meer dan welkome geldprijs, de wedstrijd was in de tijd dat het indoorschaatsen nog moest worden uitgevonden vooral ook uitermate geschikt om een wereldrecord te rijden. De extra bonus die Schwabl daar onder tafel voor beschikbaar stelde, zorgde ervoor dat ook de rijders de wedstrijd uiterst serieus namen.

De cijfers spreken wat dat betreft duidelijke taal. Tussen 1966 en 1990 (het laatste wereldrecord in Inzell van Gerard Kemkers op de kleine vierkamp) werden er tijdens de Gouden Schaats-wedstrijden in totaal liefst vijftig officiële wereldrecords gereden: een gemiddelde van twee per seizoen!

Wie die 25 gloriejaren van de Gouden Schaats in Inzell bewust heeft meegemaakt, zal moeite hebben om het mooiste wereldrecord uit die prachtige lijst aan te wijzen. Alleen al op de 500 meter werden zeven wereldrecords gereden die allemaal het memoreren waard zijn. Toch zullen degenen die op 4 maart 1972 zowel thuisrijder Erhard Keller als de Zweedse krachtpatser Hasse Börjes de klok op precies 38,0 zagen stilstaan, die prestaties nooit zijn vergeten.

Maar ook de 40,68 van Sheila Young op die prachtige voorjaarsdag in 1976, een wereldrecord dat pas vijf jaar later op de magische recordbaan in Alma Ata verbeterd zou worden, was van een ongekende klasse. En wat te denken van de 1.55,61 waarmee Hans van Helden in 1976 het zo lange tijd onaantastbare 1500 meter-record van Ard Schenk verpulverde?

Schenk - Stensen

Maar wat was nu echt het meest aansprekende wereldrecord dat in Inzell tijdens een Gouden Schaats is gereden? Voor velen is dat toch de onvoorstelbare 14.55,9 die Ard Schenk op 14 maart 1971 in Inzell in de boeken reed. In de eerste plaats zat de magie natuurlijk in het feit dat Schenk als eerste de grens van een kwartier op de langste schaatsafstand doorbrak. Maar het record kreeg nog meer glans door het verhaal dat Schenk over dat record te vertellen had.

Wat was namelijk het geval? Schenk had in 1971 alles en iedereen verpletterd zoals een schaatser dat vóór hem nog zelden had laten zien. Eigenlijk was Schenk nauwelijks nog gemotiveerd om er in Inzell nog eens vol voor te gaan. Maar er was één tegenstander die hem nog wist te prikkelen: de Noorse stayer Sten Stensen.  De Noor had in Inzell zijn zinnen gezet op het wereldrecord op de langste afstand.

Bier drinken

De avond vóór de tien kilometer liep Stensen nietsvermoedend de Nederlandse ploeg tegen het lijf, die gezellig aan het bier zaten: voor de Noor een teken dat ze het niet zo serieus meer namen. Natuurlijk werd Stensen uitgenodigd om ook een biertje mee te drinken. De Noor kon dat niet weigeren, maar bedacht een truc. De biertjes die hij voorgezet kreeg, gooide hij stiekem leeg in een plantenbak – om vervolgens weer een rondje te bestellen.

Toen Schenk in de gaten kreeg hoe Stensen zijn tegenstanders dronken probeerde te voeren, had hij zijn plan al klaar. Hij zou Stensen eens een lesje leren. Toen de Noor om een uur of twaalf naar bed ging, bleef Schenk met een paar maten tot sluitingstijd doordrinken. Daarna gingen de jongens, volgens Schenk was het inmiddels een uur of vier, luidruchtig een potje voetballen precies voor het raam waarvan ze wisten dat Stensen lag te slapen.

Natuurlijk werd de Noor wakker, en schreeuwde de Nederlanders woest toe dat ze stil moesten zijn. Schenk had inmiddels zijn plan getrokken. Hij wist dat ook Stensen slecht geslapen aan de start zou staan, dus daarin stonden ze gelijk. Bovendien had de loting de twee matadoren aan elkaar gekoppeld.

Razendsnelle start

En zo stonden de twee onuitgeslapen schaatsers de volgende dag aan de start van de tien kilometer. Stensen doodnerveus, Schenk zelfverzekerd en nauwelijks ingereden. Het startschot had nog niet geklonken, of Schenk schoot er als een speer vandoor. Dacht hij soms dat hij een 1500 meter moest rijden?, zo vroegen verbouwereerde toeschouwers zich af.

Maar niets was minder waar. Schenk speelde één van de meest arrogante potjes poker die ooit in de sport vertoond zijn. Toen Stensen zijn opponent na vier rondjes al bijna een volle baan voor zich zag, gaf de Noor de moed op. Tegen deze oerkracht was niets opgewassen. Schenk schakelde ondertussen langzaam terug, maar behield zijn ruime voorsprong. Het simpele feit dat hij Stensen met een staaltje psychologische oorlogsvoering  al bij voorbaat alle hoop op een overwinning had ontnomen, gaf hem vleugels.

“Zelden heb ik zo ontspannen en met zoveel plezier een wereldrecord gereden,” zou Schenk naderhand zeggen. En Sten Stensen verloor die veertiende maart 1971 ook alle hoop dat hij een seizoen later een kans zou maken op olympisch goud op de langste afstand. En zo geschiedde: ook in Sapporo zou Schenk fluitend in de allerlaatste rit op een uitgetrapte baan de tien kilometer winnen. Sten Stensen had zich vele ritten eerder al volstrekt kansloos geacht. Brons was voor de in Inzell vernederde Noor het hoogst haalbare.