2016 is uitgeroepen tot het Jeroen Bosch-jaar, omdat de fameuze schilder vijfhonderd jaar geleden overleed. De wereldberoemde schilder is niet alleen voor kunsthistorici één van de boeiendste schilders uit de geschiedenis. Ook voor de schaatsgeschiedenis is de rond 1450 in Den Bosch geboren “duivelsschilder” van onschatbare waarde. Op twee van zijn beroemde drieluiken, “De tuin der lusten” en “De verzoeking van de Heilige Antonius” heeft hij schaatsers afgebeeld: de eerste schaatsers die we op een schilderij tegenkomen.

Je kunt er uren naar kijken en de verbazing wordt alleen maar groter. Wat wilde Bosch uitbeelden toen hij rond 1500 de allereerste geschilderde schaatsers aan het witte doek toevertrouwde? De schaatsende postbode-vogel met de rare trechter op zijn hoofd,  en de brief in zijn bek. Of het naakte gebogen mannetje dat zich in balans probeert te houden op zijn reuzenschaats, maar recht op een wak afkoerst. En dan die andere vreemde vogel op schaatsen, met een gekartelde pijl en boog om zijn schouder. Wat bedoelde Bosch met al die bizarre schaatsfiguren?

Gelukkig hoef je je als schaatshistoricus niet al te gedetailleerd bezig te houden met de vraag wat Bosch precies met zijn schaatsers bedoeld kan hebben. Toch valt er wel iets over te zeggen. Dat Bosch schaatsers heeft afgebeeld in zijn verbeelding van hel en verdoemenis (het rechter paneel van “De tuin der lusten”, volgens veel kunsthistorici zijn meest fascinerende werk), moet iets zeggen over de waardering van het ijsvermaak in zijn tijd. Het grote wak waar een schaatser in verdrinkt, duidt zonder twijfel of het aardse gevaar van het ijsvermaak.

De directe link tussen schaatsen en de dood komt na Bosch in teksten en prenten veelvuldig voor. Voortdurend wordt daarbij gewezen op het “goddeloze” van het schaatsen. Want spot de schaatser niet permanent met de dood, door zich zo pijlsnel over die paar centimeter voort te bewegen, een dun laagje gestold water waar hij elk moment fataal doorheen kan vallen? Het is dan ook geen wonder dat de schaatsers van Bosch zijn afgebeeld op het rechter paneel waar de verdoemden in de hel de verschrikkelijkste straffen ondergaan.

De schaatsende postbode-vogel met de trechter op zijn hoofd, afgebeeld op “De verzoeking van de Heilige Antonius”  is heel wat lastiger te duiden. Laurinda Dickson, die de schaatsvogel zelfs op de cover van haar in 2003 verschenen studie over het werk van Bosch heeft afgebeeld, noemt het “één van meest aansprekende, maar ook problematische figuren die Bosch heeft gecreëerd.” Tja, wat moet je daar dan als leek nog aan toevoegen?

Ondanks de ongebreidelde fantasie waarmee Bosch zijn schilderijen maakte, zijn veel van zijn details wel degelijk natuurgetrouw. Zo blijkt de vormgeving van de door Bosch afgebeelde schaatsen te kloppen met schaatsen die bij archeologische opgravingen gevonden zijn. Wat we uit die archeologische vondsten níet kunnen afleiden is de manier waarop schaatsen destijds aan de schoenen bevestigd werden. Bij Bosch kunnen we dat wel. Bij nauwkeurige bestudering zien we dat in alle schaatsen drie gaten zitten waar de schaatsriemen doorheen lopen. Via een ingewikkeld systeem van knoop- en vlechtwerk zitten de veters subtiel om de schoenen gebonden.

Er is nog een ander detail waaruit we iets over de manier van schaatsen in de tijd van Bosch kunnen afleiden. Op het ijs van zijn schaatsers die in de hel rond een wak rijden zien we krassen op het ijs. Die krassen maken overduidelijk dat er destijds al zijwaarts werd afgezet, en dat daar geen stokken bij werden gebruikt.

Vermoedelijk zijn veel schilderijen van Bosch in de loop der eeuwen verloren gegaan. Een bewijs daarvoor is het bestaan van talloze schilderijen die als een “kopie van Bosch” bekend staan, maar waarvan geen origineel bewaard is gebleven. Zo’n kopie is een ijstafereel van de in 1519 geboren Pieter Huys, waarop typisch “Boschiaanse” figuren zijn afgebeeld. Het schilderij werd in 1928 geveild, en is daarna spoorloos verdwenen. Vandaar dat er alleen een zwart-wit foto van bewaard is gebleven. We zien twee bizar uitgedoste schaatsers in een gevecht verwikkeld, onder toeziend oog van een mannetje in een prikslee die vermoedelijk is gemaakt van de onderkaak van walvis.

Ook hier is het weer gissen naar de betekenis van dit tafereel. Maar met de twee originele Bosch-verbeeldingen van schaatsers krijgen we niet alleen een eerste inkijkje in hoe de allereerste schaatsen met metalen ijzers er uitzagen, ook geeft Bosch al direct betekenis aan het vroegste ijsvermaak: een vermaak dat bepaald niet als een vanzelfsprekend, door God gegeven vermaak gezien werd!