Deze zomer bezoeken de drie KTT’s shorttrack elkaar voor het eerst. Ze trapten af bij Midden-Oost in Utrecht, later volgen nog KTT Zuidwest in Dordrecht en WADRO KTT Noord in Heerenveen. “Bij gezamenlijke kampen in het verleden merkten we dat we zoveel meer uit de trainingen haalden”, vertelt Niels Loos, coach van Midden-Oost. “Elk KTT heeft twee of drie rijders die erbovenuit steken. Wanneer die samen op het ijs staan, kunnen ze elkaar uitdagen. Vooral de meiden hebben me deze week verbaasd. Normaal zijn ze lief voor elkaar en gunnen ze elkaar de ruimte op het ijs. De voorbije dagen zag ik dat er wat meer concurrentie bij kwam kijken en dat ze daardoor enorme stappen maakten."

Birgit Radt

Birgit Radt, 18 jaar, KTT Zuidwest

Die gezonde concurrentiestrijd herkent Birgit Radt. “We willen allemaal de beste zijn. Deze week zien we voor het eerst hoe iedereen ervoor staat. Van tevoren dacht ik dat het niet zo goed ging, maar als ik nu om me heen kijk, valt dat best mee.” In Utrecht werkt ze een ander schema af dan ze gewend is. “Zowel de droogtraining als de ijstraining is anders. Leuk om een keer wat nieuws te doen.”

Niet alleen de rijders tillen elkaar naar een hoger plan, ook de coaches. Koen Hakkenberg (coach van Noord en in het verleden assistent bij TeamNL), Ingmar Riel (coach van Zuidwest en oud-bondscoach van de Belgen) en Loos sparren veel met elkaar. Daarbij draait het om meer dan shorttrack. “Vanuit mijn opleiding docent lichamelijke opvoeding heb ik veel aan mijn didactische vaardigheden, terwijl ik leer van de topsportervaringen van Koen en Ingmar.”

Sophie Nijboer

Sophie Nijboer, 18 jaar, KTT Noord

“Ik heb veel aan de andere invalshoeken van de trainers”, vertelt Sophie Nijboer. “Zo gaf Ingmar mij mee om langer rechtdoor te gaan voor de bocht en vooral te letten op mijn schouder. En in de trainingen van Niels moesten we heel diep zitten.” Daarnaast vindt ze het fijn dat ze alvast kan trainen met andere shorttrackers die naar de World Cups en WK Junioren kunnen gaan.

Loos legt uit waarom steeds meer de connectie gezocht wordt tussen de drie centra. “In tegenstelling tot andere jaren staan we nu echt samen voor de opleiding van de shorttrackers. Wij willen de beste rijders afleveren aan de nationale trainingsselectie, ongeacht of die uit het zuiden, noorden of midden van het land komen. Heerenveen heeft door de goede faciliteiten een stapje voor, maar wij willen niet dat de sporters naar Friesland hoeven te verhuizen omdat het daar beter is. Want bij zo’n stap komt ook druk kijken. Sporters moeten op zichzelf wonen in een flat in Heerenveen, wisselen van school en lopen rond tussen Sjinkie en Suzanne. Dat is heel topsportminded. Het idee van een talentteam is juist dat we de ontwikkeling stimuleren. We leren ze shorttracken en trainen, ze worden niet afgerekend op medailles.

“Bovendien haalt van de bijna vijftig talenten slechts een klein deel het NTS. Daarom moeten wij breder kijken: hoe kunnen wij die sporters opleiden tot hun beste zelf? Mocht de topsport niet lukken, hoe kunnen we ze behouden voor de sport? Dan kunnen ze misschien als trainer bij hun club aan de slag en zo het niveau daar omhoog helpen.”

Jonas de Jong

Jonas de Jong, 18 jaar, KTT Midden-Oost

Het niveau in de trainingen is deze week omhoog gegaan, merkt ook Jonas de Jong. Belangrijk voor hem, want dit jaar mikt hij niet alleen op een medaille tijdens het WK Junioren, ook wil hij zich in de kijker rijden bij het NTS. “Al ben ik daarvoor afhankelijk van rijders die daar vertrekken, anders is er geen plek. Zelf moet ik zorgen dat ik hartstikke hard mijn best doe en het bij de wedstrijden laat zien. Ik zit nu vijf jaar bij het KTT en boek nog steeds progressie, maar ben toe aan een volgende stap.” De Jong ziet dat het een lastige opgave wordt. “Maar je kan ook niet iedereen de kans geven. We hebben het hier over topsport. Als je erbij wil, moet je een van de besten zijn.”

Weinig opties na het KTT

Alle shorttracktalenten mikken op een plek in de selectie van Niels Kerstholt. “Vooral bij de vrouwen zit momenteel echt een gat tussen het KTT en de nationale selectie, al verwacht ik dat die over drie jaar een stuk kleiner is, want er komen zeven à acht junioren B aan met veel potentie. Bij de mannen is het gat minder groot. Op de NK’s kunnen de gasten van het KTT meestrijden om de plekken zes tot en met tien.”

Voor de rijders die niet doorstromen, zijn er weinig mogelijkheden. Het Center of Excellence is dan de enige plaats waar op hoog niveau getraind kan worden. “Heel zonde”, vindt Loos. “Shorttrack is nu nog te klein om die rijders een alternatief te bieden, zoals bij het langebanen wel het geval is. We hopen dat ze bij de clubs nog op een leuk niveau kunnen rijden.”

Robin Metz
Op de Vechtsebanen maakt de kleur van het pak niet uit, alle rijders trainen met elkaar. | Foto: Neeke Smit

Loos en zijn collega’s zien veel kansen. “De regionale opleidingscentra bestaan pas zo’n zeven, acht jaar. We moesten uit het niets beginnen en bevinden ons nog altijd in de opstartfase. We hebben veel ambities waar we aan willen werken. Een daarvan is om het stukje buiten het shorttrack nog beter vorm te geven. We kijken naar een beleid rondom voeding en willen de sporters beter begeleiden bij prestatiegedrag. Als je het stempel talent krijgt, wordt er iets van je verwacht. Hoe zorg je ervoor dat toch de nadruk ligt op het leren?”

“Natuurlijk willen we ook een betere aanwas. Hoe hoger het niveau van de clubs, hoe beter wij kunnen opleiden. Daarom is de wens de trainers van de clubs meer mee te nemen in onze visie op trainen en techniek. Meer kennisdeling. Daar zijn we pas dit jaar mee begonnen. We willen veel, maar onze tijd is ook beperkt. Shorttrack is heel erg groeiende, we kunnen niet alles nu al aanpakken.”