“’n Kwestie van doorstromen.” Zo noemt Helling het voor hem logisch schuiven met namen, iets dat hij vrijwel jaarlijks meemaakt wanneer de blik op de volgende winter gaat. “Het was niet zo moeilijk, want ik had plaats: Bart Vreugdenhil debuteerde afgelopen jaar hartstikke goed in de Topdivisie. Hij zat in onze opleidingsgroep (Beloftedivisie), maar moest omdat er geen plek was in de hoofdmacht uitwijken naar de Talentenploeg van de KNSB. Dat was net zo’n soort vangnetformatie als waarin Douwe Boonstra belandde nadat Sportchaletviehhofen in 2023 niet verder wilde met hem. Op deze manier kunnen beiden nu op het hoogste niveau blijven schaatsen. Mooi toch?”
Zoals aangehaald: Helling zag de voorbije winter Vreugdenhil met een schuin oog wekelijks keurig presteren in de club van bij elkaar geraapte rijders die nergens onderdak hadden kunnen vinden. Twaalf keer finishte hij, nooit stond-ie in de daguitslag van de Marathon Cup lager dan de 26e stek, en in de eindafrekening was hij na vijftien races nummer 24 en de enige geklasseerde marathonman van de gelegenheidsploeg. Van Danny Stam, Igor Baars, Arjan van Damme of Marthijn Mulder was geen spoor te bekennen.
“Ik had al voor de start van het seizoen bedacht: het is ook aan mij te laten zien dat het een fout was om mij niet op te stellen in het team van Port of Amsterdam. Niet dat ik een punt wilde maken naar Casper, maar door mijn prestaties was duidelijk dat ik in de Topdivisie thuishoor”, vertelt de werelduurrecordhouder op natuurijs, die benadrukt dat het geen verrassing was dat hij de stap naar de hoogste klasse (nog) niet met de ploeg zou maken waartoe hij sinds 2021 behoort.
Helling kende Vreugdenhils wens, maar zo zegt hij: “hij is degene die bepaalt wie er rijden. Casper hield vast aan de oude formatie, ook omdat er drie debutanten waren die hij een tweede kans wilde geven. Ik begreep dat. Bovendien scheelt het dat ik die mannen goed ken. Jan-Willem Broos, Koen de Best en Roel Boek zijn vrienden, ik gun het hun ontzettend om ook marathonschaatser te zijn.” Twee van de drie (Boek is naar Okay-Interfarms verhuisd) zijn nu dus wel ploegmaten.
En Boonstra, een beul van een kerel, is dat ook, tot zijn grote tevredenheid. Zijn kwakkelseizoen in een team van individuele ijsartiesten kan hij beter snel vergeten. Hij haalde amper zeven keer de finish, en nooit bij de top-25. Wat wél is blijven hangen is de herinnering aan de trainingen die hij (en Vreugdenhil) met de Port of Amsterdam-boys konden afwerken. Achteraf bezien was dat een voorrecht én een soort reddingsboei, erkent Douwe. “Kijk naar de marathons: Bart en ik waren de enige rijders uit Team Vangnet en het Talententeam die er tot op het einde waren. De anderen verschenen steeds minder vaak aan de start. Wij waren aangesloten bij een team dat ons zag en behandelde als een onderdeel van de ploeg, met goede trainingsfaciliteiten en aandacht. Daardoor konden we het blijven opbrengen mee te doen aan de races.
“Dankzij de wekelijkse trainingen heb ik iedereen leren kennen. Om eerlijk te zijn haalde ik het meeste plezier uit die momenten. We hadden onder leiding van Casper steeds heel goede trainingen, maar wanneer ik een wedstrijd reed, was ik op mezelf aangewezen. Er stond niemand langs het ijs. Frustrerend, wat ook voor de resultaten gold. Die vielen tegen.”
Al waren ze niet Hellings verantwoordelijkheid, de gewezen topper (o.a. winnaar Alternatieve Elfstedentocht in 2009, en ONK in 2007) verbaasde zich er wel over. “Hij was verleden jaar bij ons de kampioen van de training. Dat zou moeten veranderen. Wat eruit komt tijdens de trainingen, moet dadelijk ook in de wedstrijden zijn te zien. Waar het aan lag of ligt? Geen idee. Ik vind dat een interessante zoektocht, waarbij we ons richten op het fysieke en het mentale aspect”, aldus Helling.
Boonstra draait er niet omheen: hij is sowieso van plan hulp in te roepen van een sportpsycholoog, omdat het mentaal misschien niet helemaal goed zit. Boonstra: “Misschien dat het me helpt. Baat het niet dan schaadt het niet, is mijn motto. Ik denk dat sportpsychologie belangrijk is. Ik moet verder kunnen komen dan tot de uitslagen in het vangnetteam en zal er alles aan doen.” Helling: “Het gaat echt niet te ver om zo’n deskundige in te schakelen, voor welke sport dan ook. Er valt altijd wat te winnen, al zal dat voor de een meer zijn dan voor een ander. Je hoeft niet gek te zijn om naar een psycholoog te gaan. Integendeel, ik denk dat het heel verstandig is. Je moet er alleen niet iets groots van te maken.”
Dat zal Boonstra niet snel doen. “Het enige prettige van de trainingen die wel goed gingen in de winter, is dat ik weet dat ik redelijk goed kan schaatsen", oordeelt hij. "Nu wordt het een kwestie ervoor te zorgen dat ik ook in de wedstrijden dat kan. Ik heb er vertrouwen in hoor, dat het na een zomer van hard trainen en, inderdaad, door een praatje te maken met een sportpsycholoog, beter zal gaan.”