“Het draait om de wet van Newton. Op iedere actie volgt een gelijke reactie. Sommige mensen proberen die wet opnieuw uit te vinden.” Voormalig bondscoach van Nederland Neil Carpenter houdt de basis het liefst zo simpel mogelijk. “Hoe meer beweging er in het bovenlijf is, hoe moeilijker het wordt. Ik stel het lichaam voor als een ‘stick’-mannetje. Tijdens de sprong moet alles zoveel mogelijk in één lijn, in het centrum, blijven. Het gaat erom ‘in’ de as te draaien. Alles om de as heen creëert meer momentum en daardoor meer onbalans bij de landing.”

Voor het maken van een goede sprong gaat hoogte voor rotatie. “Als je begint met roteren kun je geen hoogte meer krijgen.” Een goed ritme van de verschillende onderdelen is belangrijk om een sprong consequent goed uit te voeren. Het ritme helpt voor meer consistentie.

Ook de gedachten zijn belangrijk voor Carpenter, die al meer dan 40 jaar ervaring heeft met coaching. “Hoe simpeler de gedachte, hoe consistenter de sprong.” Handig is om een aantal sleutelwoorden te gebruiken. “Voor mij zijn dat set – prepare - jump. ‘Set’ staat voor het vinden van de juiste balans en positioneren van het lichaam voor de afsprong. ‘Prepare’ voor het bewegen naar het moment van afzet en ‘jump’ voor de sprong. Meer denken kost meer tijd, het moet een automatisch proces worden.”

In het kunstrijden zijn er verschillende sprongen. De inzet van de sprongen is anders, maar de rotatie en de landing zijn altijd hetzelfde. De ene sprong heeft een prikafzet, waarbij met de tanden aan de voorzijde van het ijzer in het ijs wordt afgezet (Flip, Lutz, Toeloop). Bij de andere sprongen wordt op verschillende manieren vanaf de zijkant van het ijzer afgezet (Axel, Salchow en Rittberger).

Alle sprongen worden achterwaarts ingezet, de Axel is daarop de enige uitzondering. Een enkele Axel bestaat dus uit anderhalve draai. De Axel, Salchow en Spot zijn volgens Carpenter de moeilijkste sprongen, omdat vanaf het ene been wordt afgesprongen en op het andere been wordt geland. “Bij een normale sprong roteert alles om de rechterzijde van het lichaam. Bij deze sprongen verander je na de afzet van as. Er kan in de lucht meer misgaan en dus is het lastiger.

Bij de landing kom je altijd eerst neer op de punt van de schaats, daarna komt het lichaamsgewicht pas op de zijkant van het ijzer. Tegelijkertijd worden de armen gespreid, legt de Canadees uit. “De armen stoppen de rotatie.”

De schouders en heupen moeten, net als bij het ingaan van de sprong, op één lijn blijven om te voorkomen dat er na de landing doorgeroteerd wordt. “Fouten in sprongen komen vaak door de afzet, daar moet alles bij elkaar komen. Wanneer je schuin de rotatie ingaat is het heel moeilijk te herstellen. If you go up straight, you come down straight. If you go up sideways, it hurts.

De allerjongste schaatsertjes leren eerst om goed af te zetten voor een sprong. De rotaties worden apart geleerd in de pirouettes. Pas wanneer de afzet goed is wordt de rotatie aan de sprong toegevoegd. Voor een enkele, dubbele of driedubbele sprong is de techniek en het patroon van de sprong hetzelfde. “Je hebt een sterkere afzet nodig en de timing komt preciezer. De rotatiesnelheid kan worden verhoogd door de armen in te trekken. Bij een enkele sprong blijven de armen wijdt, bij een drievoudige zijn ze zo dicht mogelijk bij je lijf.”

Om van een enkele sprong naar een dubbele sprong te gaan moet een rijder blijven verbeteren in de enkele sprong. “De hoogte, timing en controle moet beter worden. Dan kan je een snellere rotatie gaan toevoegen.”

Bij de inzet van een sprong wordt de rotatie direct vanaf de voorkant van de schaats ingezet.

“Schaatsers hebben de neiging om de rotatie te beginnen met het bovenlijf. Daarom geef ik aan dat ze eerst moeten springen en dan pas roteren. Dan gaat het vanzelf goed.”

Bij het leren van sprongen komt het vooral neer op oefenen, veel oefenen. “Je moet het blijven proberen”, stelt Carpenter uit ervaring. “De eerste sprong is de moeilijkste. Alles moet perfect zijn. Daarna wordt het makkelijker. Je hebt het gevoel, het plaatje, al in je hoofd, waardoor je makkelijker kunt corrigeren.”

Bij de combinatiesprongen, waarbij twee sprongen kort achter elkaar worden gecombineerd, komt het heel precies. De uitrijboog van de eerste sprong is de aanrijboog van de tweede.

“De eerste sprong blijft ietsje lager, daardoor behoud je de snelheid en controle voor de tweede sprong. Een hogere sprong kan meer onbalans veroorzaken in de landing, waardoor je de tweede niet meer uit kunt voeren.”