Het was niet eenvoudig om te overwinning te grijpen, erkent hij. “Ik zat er bij de opening weer lekker bij, maar ik moest daarna echt een hengel naar hem uitgooien. Ik reed niet echt gemakkelijk naar hem toe. Het kwam uiteindelijk op een honderdste aan.”
Maar met twee zeges op zak voelt Nuis zich prima in de aanloop naar de WK van volgende week. “Ik heb nu elk weekend een wedstrijd gehad. Dat was druk, maar ondanks dat ik ook nog tussendoor heb getraind ben ik wel steeds beter geworden. Ik hoop met deze extra dagen nog wat fitter te worden.”
Als dat lukt dan staat niets hem een goed toernooi in de weg. Last van teveel spanning of te hoge verwachtingen zal hij niet hebben, benadrukt hij. Dat hij na het debacle op het OKT van vorig jaar de naam kreeg moeite met druk te hebben, weerspreekt hij met klem. “Ik heb al vaak een goed WK gereden. Hier in Thialf onder andere en in Inzell. Normaal gesproken moet het goed gaan.”
Bang voor Kulizhnikov is hij niet. Hij haalt ook geen extra motivatie uit de ritten tegen de Rus, anders dan in het verleden met Shani Davis. “Met sommige jongens heb je een band. Met hem niet. Hij zegt wel ‘good job’ na afloop, maar veel meer is het niet. We hebben niet veel contact, maar hij spreekt ook niet echt Engels.”
“We weten van elkaar dat we goed zijn en na afloop zien we wel wie wie de hand schudt”, zegt Nuis. Het maakt hem dan ook niet veel uit tegen wie hij rijdt op de WK. Hij is door zijn goede seizoen bij de loting sowieso verzekerd van een goede tegenstander.
Naast Kulizhnikov zijn er nog veel kaper op de kust, denkt hij. “Ik vlak niemand uit. Ik denk dat dat de goede manier is om daarmee om te gaan”, legt hij uit.
Ook oude rotten Shani Davis en Stefan Groothuis kunnen zomaar sterk uit de hoek komen. “Zulke jongens moet je al helemaal nooit uitvlakken. Ze halen vast wel ergens uit een emmer met ervaring een hele goede race.”
Voordat het zover is zal Nuis zijn wereldbekerzeges nog even vieren, samen met de verjaardag van zijn vriendin. “Er zal nog wel een klein feestje zijn”, lacht hij. “Maar ik ga wel op tijd naar bed, hoor.”