A90 sukkelt deze maandagavond maar wat eenzaam langs de buitenkant van de baan. Soms wordt er poging gedaan de schaatshouding aan te nemen, wat bij een knaap van 203 centimeter al gauw lijkt op een giraffe die zijn nek in slow-motion vooroverbuigt naar een pluk prairiegras. Er volgt een zijwaartse afzet met rechts, daarna een van het linkerbeen en aansluitend komen de twee schaatsen weer langzaam terug in de beginpositie, naast elkaar. A90 glijdt tergend traag over het grauwe ijs van de Uithof; zijn handen zoeken steun op de wreven van zijn voeten, zodat er spanning komt op de onderste rugspieren. De positie duurt een handvol seconden, of een paar tellen langer. Wat zeker is: ruimschoots voldoende om te concluderen dat dit gekrabbel nergens toe dient. A90 houdt het dan ook voor gezien.

Christiaan Hoekstra hoeft verder niets te zeggen. De eerste marathon van het seizoen, na meer dan twintig maanden ijsberen in de denkbeeldige wachtkamer, kan hij wel vergeten. De 29-jarige Leidenaar weet het, maar wil het niet bevestigen. Nóg niet. Zolang het geen zaterdagavond is, blijft de hoop levend in de Leidenaar. “Vandaag was het niets. Als het woensdag dan maar wat beter is. Ik voelde vanavond dat-ie iets soepeler wordt. Da’s al iets, in vergelijking met eind vorige week, toen was er helemaal niets mee aan te vangen”, vertelt hij even later in de kleedkamer, diep verborgen in de catacomben van het Haagse stadion. Zijn rug, dus, al zal een goed verstaander dit hebben begrepen.

Amsterdam lonkt. Een klassieker op kunstijs in deze sport die zwaar heeft geleden onder het juk van het coronavirus. Eindelijk weer rammen, vloeken, trekken, duwen, en slechts een enkeling, juichen. “Iedereen heeft honger naar de eerste race van het seizoen. Wij met ons ploegje mogen best naar het podium kijken, want dat behoort tot onze mogelijkheden”, meent Hoekstra, terwijl hij zijn schaatspak verruilt voor zijn normale kloffie. In de tussentijd druppelen er meer rijders binnen, allemaal collega’s van Hoekstra maar wel verdeeld over twee teams: Sportchalet Viehhofen dat in de Topdivisie uitkomt, en de belofteploeg die Groenehartsport.nl als grootste naam op het tenue heeft staan. Tien acteurs, zes voor de hoofdmacht, een kwartet in de schaduwploeg op een niveau lager.

“Ja”, haakt Niels Overvoorde (A70) in op de woorden van zijn lange kompaan, “er zouden kansen voor ons kunnen ontstaan als de wedstrijd in chaos ontaardt. Er is het nodige veranderd bij de grote ploegen. Iedereen zal best een beetje zoekende zijn. Aan ons om daarvan te profiteren.” Hoekstra knikt. Ook als hij daadwerkelijk de ouverture van de winter 2021-’22 moet overslaan, schat hij de mogelijkheden hoog in. ‘’Die podiumplek zit erin hoor, we hebben de capaciteiten. Dit is een spelletje waarbij niet altijd de beste wint.”

Aan de andere kant van de kleedruimte heeft de veteraan van de club, de 36-jarige Timo Verkaaik – de enige die alle grote natuurijsklassiekers nog heeft meegemaakt – rustig zitten luisteren. “Het is te hopen dat we er zaterdag al gebruik van kunnen maken’’, merkt hij op. Hoewel hij zo meteen aan zijn dertiende jaar in de Topdivisie begint, voelt hij twijfels. “Normaal liggen we een half jaar stil en hervatten we de competitie. Door corona is dat nu drie keer zo lang geweest. Ik heb wel al die tijd doorgetraind, maar weet niet waar ik sta en hoe goed de rest is. Dat geldt voor de anderen ook. Je zou denken dat iemand met veel ervaring dan minder last zou moeten hebben van die onzekerheid. Of moet ik juist wijzen op het feit omdat ik zo lang meerijd, er meer nadelen van heb?”

Met “Koffie boven doen?”, onderbreekt ploegleider, coach en voormalig marathoncrack Kurt Wubben de conversatie een moment. De hele meute verplaatst zich naar het restaurant van de ijsbaan waar spontaan een alleraardigste en soms vermakelijke rondetafelconferentie ontstaat. De teambaas haalt koffie en warme chocomel, Verkaaik sleutelt nog wat aan een mes van een schaats, andere mannen nemen de dag of het trainingsuurtje van zoëven door.

Spanning, opwinding, allemaal termen die naadloos aansluiten bij het eerder afgekapte onderwerp (onzekerheid), zijn ook prima synoniemen voor de ‘Grote Parade’ op de illustere Jaap Edenbaan. “Joh, het wordt zaterdag met de billen bloot en schaatsen dan”, zo pikt Marc Middelkoop (A73) de draad weer op. “Het is bij de eerste marathon van het jaar een combinatie van zenuwen en heel veel zin hebben”, weet Douwe Boonstra (B83). Hij herinnert zich hoe iedereen van de twee formaties in 2019 stond te springen bij de wedstrijdbespreking. “We hadden met z’n allen keihard getraind om goed te zijn in Amsterdam en daardoor konden we niet meer wachten om van start te mogen.”

“Ze willen zaterdag allemaal kopman zijn”, zegt Wubben gekscherend. “Nee, nee, daar doen we niet aan. We zijn het hele jaar samen aan het trainen. Langzamerhand weten de jongens wat ze aan elkaar hebben en kennen ze de sterke punten van de ander. Ik schat zo dat ze komende winter op een natuurlijke manier elkaar zullen vinden, en van elkaar weten waar ze zitten in het peloton. Er rijdt geen uitgesproken kopman rond in onze ploegen, net zomin dat we iemand hebben als Bart Hoolwerf bij wie het een zekerheid is dat hij zich in een massasprint van voren meldt. Wij zullen de momentjes moeten pakken die voorbijkomen. Wanneer de ervaring de doorslag moet geven, kan iedereen bij Timo aankloppen. Hij rijdt zelf mee, dus lijkt hij me meer de aangewezen persoon dan ik aan de kant.”

De algemene tendens in het groepsgesprek is dat niemand rekening houdt met slapeloze nachten tot de ‘clash van Mokum’. Een oefenmarathon tijdens het trainingskamp in het Oost-Duitse Erfurt (vorige week) heeft her en der voor zelfvertrouwen gezorgd. “Tenminste, dat idee kreeg ik wel”, verklaart Wubben. “Man, mijn poten zaten volledig vol met zuur”, reageert de 21-jarige Wabe de Rooij (A35). “Nou, ik kan je vertellen dat het zaterdag niet anders al zijn”, countert de coach die kennelijk heeft genoten van het niemendalletje. “Vijftig minuten ‘in de hoeken zitten’, dat benadert redelijk het werk in een echte koers.”

Wat in de dagen voorafgaand aan de bijna heilige 23e oktober gebeurt? Mogelijke scenario’s doornemen”, onthult Rienk Engele (B75). En de oplossingen daarvoor dan, levert Wubben die panklaar aan? De Pijnackernaar gold immers in zijn topjaren als een meester-tacticus. Zijn gevatte tekst - “Daar werd hier en daar wat aan getwijfeld, maar dat heb ik zelf nooit gedaan” – leidt tot veel gelach. “Ik ga hier niet van mezelf beweren dat ze profijt kunnen hebben van mijn aanwijzingen. Uiteindelijk moet iedereen het zelf doen in de race, ik kan hooguit een zetje in de rug geven. Misschien helpt dat.” Verkaaik: “Als ik Kurt zie staan en hij met wat handbewegingen wat laat weten, voel ik me rustig. Een duimpje geeft me vertrouwen.”
De Rooij kan zich vastklampen aan twee tweede plaatsen, als B-rijder. “Mocht ik dat nu weer worden, dan teken ik ervoor”, zegt hij grijnzend. “We beschikken in elk geval over iemand met podiumervaring