“Op de Olympische Spelen hebben we maar tien startbewijzen te verdelen”, legt Arie Koops, directeur sport bij de KNSB, uit. En dat is een probleem, want er zijn meer dan tien heren die een goede kans hebben op de Spelen. “We hebben eigenlijk teveel specialisten met medaillekansen.”
Het schaatsen op de Olympische Spelen zit ingewikkeld in elkaar. Op de 500, 1000 en 1500 meter kan een land maximaal vier rijders op de winterspelen laten starten. Op de overige afstanden zijn dat er drie. Dat betekent dat er in totaal achttien startbewijzen voor de individuele afstanden zijn, terwijl er ook nog drie schaatsers de ploegachtervolging rijden. Daarmee komt het totaal op 21 startplekken. Een land dat op alle afstanden deelnemers heeft bij de Olympische Spelen mag echter maar tien heren en tien dames meenemen.
Dit tekort wordt doorgaans opgelost omdat deelnemers zich vaak voor meer dan één afstand kwalificeren. Nederland lijkt nu echter op een ingewikkeld selectievraagstuk af te stevenen omdat – nu voor de Essent ISU WK – veel rijders zich maar voor één afstand geplaatst hebben.
“En het is ook nog zo dat met de vier startbewijzen op de 500, 1000 en 1500 Annette Gerritsen en Rhian Ket ook bij de selectie zouden horen”, zegt Koops. Mochten er nu Olympische Spelen zijn, dan zouden er dus dertien heren en tien dames in aanmerking komen voor tien plekken bij de heren en tien bij de dames.
De uitgangspositie voor selectie zijn in principe eenvoudig. Er moeten medailles gewonnen worden, maar met dat uitgangspunt is er van de huidige lichting schaatsers nog nauwelijks een selectie te maken. “Je ziet dat we nu op alle afstanden meerdere podiumkandidaten hebben. Zowel bij de heren als de dames.”
Voor de Spelen van 2010 in Vancouver kwam de KNSB met een prestatiematrix op de proppen om het ingewikkelde selectieprobleem op te lossen. Of die voor de huidige groep schaatsers ook direct bruikbaar is, weet Koops niet. “Toen vielen er aan de onderkant wat makkelijker schaatsers af, maar dat is nu lastiger omdat er maar weinig tussen zitten die geen medaillekandidaat zijn”, zegt hij.
Het kan tot heel lastige situaties leiden. “Stel: je zou, op basis van de huidige WK-deelnemers, bijvoorbeeld tot de conclusie kunnen komen dat je Hein Otterspeer thuis moeten laten omdat Michel Mulder ook al geplaatst is op de 500 meter – en op een podium heeft gestaan bij een wereldbeker wedstrijd – en de vierde rijder op de 1000 meter is. En dat terwijl Otterspeer op die afstand nu als derde Nederlander is geplaatst en ook een kans zou hebben op een medaille.” Daarbovenop zou dan nog de afwegen volgen om een rijder te selecteren voor een medaillekans met het onderdeel ploegenachtervolging.
Juist omdat het ingewikkelde materie is, houdt de KNSB zich er nu al mee bezig en de bedoeling is om deze zomer al tot een selectiesystematiek te komen. “De vraag is: hoe komen we tot een systeem dat aan transparant is voor sporters, journalisten en publiek. Hoe weeg je welke schaatsers er over al die verschillende afstanden de besten zijn?”
Die vraag wil Koops niet alleen beantwoorden. “We moeten er deze zomer met coaches, het NOC, maar ook met de schaatsers zelf over discussiëren wat een goed selectiebeleid zou kunnen zijn. Waarbij we proberen de kans op succes zo groot mogelijk te maken.”
Niet alleen de systematiek van de selectie is van belang, maar ook de juridische inkadering. “We moeten ook onderzoeken hoe de selectie juridisch houdbaar is.” Daarbij ziet hij twee mogelijkheden. “Je kan iets helemaal in regels, in beton gieten, maar je kan het ook vrijer laten en bijvoorbeeld een commissie aanstellen die de selectie maakt.” Aan beide opties kleven voor- en nadelen, geeft hij toe.
Niet alleen binnen de eigen gelederen van schaatsers en coaches gaat de KNSB de discussie over de selectie voor de Spelen aan, maar ook bij de ISU. “Op alle afstanden kunnen we specialisten inzetten, maar niet op de ploegachtervolging. Die moeten we volledig samenstellen uit rijders die al geplaatst zijn”, legt Koops uit. En dat betreurt hij, want dat verhoogt de druk op de selectie nog meer. Daarom heeft de bond bij de ISU een voorstel ingediend om een extra startplek te mogen vergeven voor een achtervolgingsspecialist. Het voorstel zal in stemming worden gebracht bij het congres van de internationale schaatsunie dat in juni in Kuala Lumpur plaatsvindt.
Of het over twee jaar daadwerkelijk zo ingewikkeld zou zijn als het er nu uitziet, dat is natuurlijk niet duidelijk, maar de huidige situatie daagt de KNSB wel uit om duidelijke selectieregels te scheppen op weg naar 2014. Dat vindt Koops ook. “De huidige selectie voor de WK afstanden is een interessante casus.”