Vanaf elfjarige leeftijd draaide Ter Mors haar rondjes op de shorttrackbaan. Bij de Nederlandse shorttrackselectie stapte ze voor het eerst op klapschaatsen. “Ik heb weinig ervaring met langebaanwedstrijden. Met shorttrack weet ik precies hoe hard ik moet schaatsen voor een rondje 9,5 (seconden, red.). Maar nu voel ik het verschil niet tussen een 31-er of 33-er.”

En dat was precies wat haar in het eerste deel van haar drie kilometer opbrak. “Na de eerste ronde ontspande ik teveel, dan schiet de rondetijd omhoog. Anders win je in het begin van de race zo één tot twee seconden”, was Ter Mors kritisch over haar prestatie.

Toch moest haar persoonlijke toptijd er in haar derde drie kilometer opnieuw aan geloven. In het Thialfstadion snelde de Twentse naar een tijd van 4.13,75. “Een mooie prestatie”, vond Ter Mors. “In het tweede deel pak ik het goed op, die was supervlak.”

In de kwalificatierace begin oktober maakte ze exact dezelfde fout. Dat het niet lukte om de eerste rondes anders aan te pakken, daar baalde Ter Mors van. “Wat energie betreft maakt het niet veel uit, nu moet ik in de tweede helft versnellen. Rij je twee seconden harder, dan plaats je je voor de wereldbeker.”

Voor Ter Mors, die zich zaterdag ook verzekerde van de Nederlandse shorttracktitel op de 1000 meter, was het NK een mooie ervaring. “Er is meer aandacht voor dit NK dan voor de shorttrackwedstrijden. Voor het publiek ben ik niet bekend, maar mijn ploeggenoten heb ik wel gehoord. Het is leuk dat ze mij hier komen aanmoedigen.”

Voor de Twentse, die vorig seizoen Europees kampioen werd  en zilver pakte bij de WK met de vrouwenploeg op de aflossing, smaakt het uitstapje naar de langebaan naar meer. Over de invulling heeft ze echter nog niet nagedacht. “Dat is nog onduidelijk. Het moet allemaal wel passen in mijn shorttrackschema en dat is lastig”, aldus Ter Mors, die zich de komende weken met de nationale shorttrackploeg voorbereidt op de wereldbekerwedstrijden begin december in Azië.