Dat ene woord ‘constant’ is een kernbegrip voor 500-meterrijders. Omdat de afstand over twee omlopen is verreden moeten de sprinters twee keer een rit op de toppen van hun kunnen rijden met zo min mogelijk foutjes.
Dat lukte Smeekens dit seizoen nog niet. “Het was niet zo dat ik dit seizoen nog geen goede races gereden had. Ik reed in Enschede 35,2, in Inzell 34,9 en in Salt Lake bleef ik met 34,41 maar 0,08 boven mijn persoonlijk record”, somt hij op.
Zijn goede optredens wisselde hij echter af met tegenvallende races. “Soms reed ik een rit en dacht ik dat ik op 34,8 uit zou komen en dan was het 35,6.”
Na het eerste blok wereldbekerwedstrijden besloot hij terug te vallen op zijn oude materiaal, de buizen waar hij ook in Sotsji mee gereden had. Alles voor de stabiliteit en de zoektocht naar een constant prestatieniveau.
In Thialf liet Smeekens dat weer zien. “Het lek is boven”, oordeelde hij. “Dit waren twee stabiele ritten. Dit is het opstapje van waaraf ik weer beter worden kan. Dit gevoel had ik dit seizoen nog niet gehad.”
Dat Smeekens ook een goede tweede rit reed was niet alleen een teken dat hij zich verbeterd heeft, maar ook van onverstoorbaarheid. Na tachtig meter brak namelijk de veer van zijn klapschaats, maar dat zijn ijzer bij elke slag niet goed terugveerde, deerde hem niet. “Ik dacht: gewoon doorbeuken, de rest zien we later wel.”
Het kwam goed. Smeekens reed 34,98 en 35,04. “Dat moet nog beter, maar het WK-ticket is binnen en daar ging het om.”