“Niet bijzonder. Stabiel. Zoals het altijd gaat op dit moment”, antwoordt Sjinkie Knegt nuchter op de vraag hoe hij ervoor staat aan het begin van zijn laatste winter. De kleine spierblessure die hem ervan weerhield mee te doen aan de eerste krachtmeting van deze winter, de openingswedstrijd van afgelopen zaterdag, lijkt onder controle.

Vanaf 12 september moet hij twee weekenden vol aan de bak, wil hij zich scharen bij de zes Nederlandse shorttrackmannen die deelnemen aan de eerste twee World Tours. “Het is geen een-tweetje dat ik me ertussen rijd, het wordt een lastige opgave. Ik ga de komende weken mijn stinkende best doen, al is er geen man overboord wanneer ik me niet plaats voor deze World Tours”, weet Knegt, die vorig jaar aansloot vanaf de derde wereldbeker.

Wederom ligt zijn focus op de aflossing. “Uit ervaring weet ik hoe ontzettend moeilijk het is een medaille te winnen op een olympisch nummer. Ik ben realistisch genoeg om te zeggen dat het voor mij niet haalbaar is. In onze ploeg maakt alleen Jens (van ’t Wout, red.) daar kans op. Wil de rest in aanmerking komen op een individuele medaille, moeten ze net zoveel geluk hebben als Bradbury (de Australiër Steven Bradbury won olympisch goud nadat alle vier rijders voor hem gevallen waren, red.).”

Wat Knegt betreft mag bij de selectiemomenten daarom de nadruk vooral op het koningsnummer liggen deze winter. De brede nationale selectie heeft veel mannen die kans maken op een plek in de relaytrein. “Achter Jens ligt het veld helemaal open. Acht man strijden om de overige vier plekken (ervan uitgaand dat Nederland het maximum aantal startbewijzen voor Milaan binnenhaalt, red.).”

TeamNL Shorttrack
Knegt (midden) is met zijn 36 jaar veruit de oudste van het stel en strijdt met zeven anderen om de plekken achter Van 't Wout. | Foto: Hanneke Mennens

Mocht Knegt de schifting halen, dan neemt hij voor de vijfde maal deel aan het belangrijkste wintersportevenement. Zilver (2014) en brons (2018) heeft hij al op zak, maar een plak op de relay ontbreekt nog altijd. Terwijl er zeker kansen lagen op olympische roem. In Sochi lag die droom al in de eerste bocht van de olympische finale in duigen door een val van Freek van der Wart, in 2018 werd de finale niet behaald en drie jaar geleden eindigde het avontuur in de halve finale nadat Itzhak de Laat door twee concurrenten werd ingehaald in de laatste ronde.

“Wij waren drie keer kanshebber op een olympische relaymedaille, drie keer is het niet gelukt. Ook dat zijn de Spelen.” Knegt legt de vinger op de zere plek: “Je start met vier man. Als een van die vier een of andere idiote black-out heeft, kunnen de andere drie nog zo goed zijn, maar dan gaat het mis. Dat hebben we driemaal meegemaakt, steeds met een andere rijder. Je moet dat zien te voorkomen. Wanneer alle vier de mannen de kop erbij houden, komt het in principe goed. Het belangrijkst is de finale halen op de Spelen, daarna is alles mogelijk. Vaak ging het daarvoor al fout.”

“Je kunt de Spelen zo groot maken als je wil”, vervolgt Knegt, “maar dat is juist het probleem van de meeste atleten. Die maken het zo speciaal, waardoor ze ineens speciale fouten begaan die ze anders nooit maken. Je moet het zo normaal mogelijk benaderen, zodat iedereen normaal presteert. Ik hoop daarin een rol te spelen door dat heel vaak te herhalen.”

Sjinkie Knegt
Knegt coacht zijn teamgenoten op weg naar dat grote doel: olympisch relaygoud. | Foto: Hanneke Mennens

Want als die finaleplaats eenmaal binnen is, zijn de kansen groot. Knegt haalt zijn oude coach aan: “Jeroen (Otter, red.) zei vroeger altijd tegen mij: ‘Als je in de relayfinale staat en je haalt geen medaille, dan ben je de grootste loser die er is'. Zo werkt het ook echt. Je hoeft maar een iemand te verslaan. Rijd je op de laatste plaats, dan heb je niemand achter je om op te letten en hoef je alleen naar voren te kijken. Inhalen wordt zo alleen maar makkelijker.”

Knegt heeft vijf maanden om zich te bewijzen en naar de olympische vorm toe te werken. “Nog 168 dagen werken en dan is het klaar”, lacht hij.