“De aanloop is altijd spannend”, zegt organisator Sicco Janmaat. “Als het startschot van het eerste ritje valt, dan loopt het wel.” Aan alles is duidelijk dat de coach van Jumbo-Visma hart en ziel geeft voor het evenement dat hij ziet als ‘zijn kindje’. Het NK Clubs wordt georganiseerd vanuit een overdosis enthousiasme, maar ook door zorgen die er zijn over de wedstrijdsport in Nederland. “Als schaatstrainer kan ik me heel erg bemoeien met het opleiden van talent, maar als commercieel team mogen we niets doen met schaatsers onder de achttien”, vertelt Janmaat. “We zien de maatschappij veranderen, steeds minder kinderen doen aan wedstrijden mee. Tegelijkertijd willen wij over twaalf jaar nog steeds olympisch kampioenen maken.”
“Kinderen moeten meer sporten en dat begint altijd bij de clubs”, gaat Janmaat verder. “Alle toppers uit mijn team hebben een licentie via de club. Meestal is dat nog de enige affiniteit die ze hebben met de plek waar het allemaal begon.” Vaak wordt aan schaatsers getrokken om iets terug te doen voor de sport, maar het vinden van de juiste vorm is een uitdaging. “Handtekeningen uitdelen of foto’s maken, daar word ik als trainer niet vrolijk van. Je kunt de sporter beter laten doen waar hij of zij goed in is. Dat is het rijden van schaatswedstrijden.”
Uit die gedachte ontstond ruim vijf jaar geleden het NK Clubs. Inmiddels heeft Janmaat een groot team van vrijwilligers om zich heen verzameld. Zij begeleiden het evenement op de dag zelf, maar er is meer. Enkele weken voor het NK Clubs organiseerde het team van Janmaat een trainingsdag op Thialf. Daar maakten leden van de deelnemende clubs volop meters op het ijs, maar lag de focus vanuit de organisatie op het maken van starts. ISU-starter Michel Boelsma doorliep de startprocedure en adviseerde schaatsers waar nodig. Voormalig topsprintster Anice Das was present en gaf technische aanwijzingen voor het verbeteren van starts. “We proberen de deelnemende clubs wat extra’s te bieden”, aldus Janmaat. “Zij betekenen iets voor de sport en dat helpt ons verder. Eigenlijk wil ik nog een reünie voor oud-schaatsers organiseren.”
De focus van de buitenwereld ligt voornamelijk op topsport: Jutta Leerdam, Kjeld Nuis en in het verleden Sven Kramer en Ireen Wüst. “Logisch, maar ook zij zijn begonnen bij de clubs. Daar zitten de drijvende krachten van de club die de kampioenen van de toekomst bij de club begeleiden. Als die structuur verdwijnt, gaat het de verkeerde kant op.” Andersom ligt er eveneens een uitdaging. Topsport is voorbehouden voor een kleine groep. Jongeren die het niet halen, haken sneller af. “Hoe houden we ze vast?”, vraagt Janmaat zich af. “Het zijn de vrijwilligers van de toekomst. De clubs verdienen een platform.”
Met het NK Clubs bestaat dat platform sinds een aantal jaar en dat draait als een tierelier. “In het begin heeft een aantal clubs bedankt voor deelname, maar tachtig procent begrijpt dat het een mooi initiatief is”, zegt Janmaat. “De clubs die bij de beste veertien op de ranglijst horen zijn dezelfde als een jaar geleden. Zij maken er echt werk van, ze slagen erin de leden te activeren. Iemand als Antoinette kan geen nee zeggen als de vereniging vraagt of ze meedoet.”
De toppers geven op deze manier iets terug aan de club én de sport in het algemeen. “Er is een heel serieuze wedstrijd ontstaan, een officieel NK met officiële medailles”, benadrukt de trotse Janmaat. “Het heeft een veel grotere impact dan ik dacht. Het NK Clubs is een must geworden voor de schaatssport.”