Wilf O'Reilly, disciplinemanager Shorttrack KNSB, oud-bondscoach en oud wereld kampioen shorttrack

“Minstens 40 procent van de rijders gaat een rit in en ziet wel wat er gebeurt. Maar je moet van tevoren een plan opstellen. Natuurlijk kan het tijdens de rit anders lopen, maar je hebt dan een veel duidelijker doel. Bovendien ga je met een plan in je hoofd aanvallender rijden”, stelt Wilf O’Reilly, oud bondscoach van de Nederlandse shorttrackers en tegenwoordig disciplinemanager shorttrack bij de KNSB.

Voor aanvallend rijden heeft O’Reillly als coach en shorttrackliefhebber duidelijk een voorkeur. “Je kunt wel gaan zitten afwachten in een race, maar dan moet je hopen op een misser of vermoeidheid van een ander. Het is dan vooral profiteren van fouten van de concurrentie.”

Bij de kortste afstand, de 500 meter, lijkt tactiek geen rol van betekenis te spelen. Het is vooral zo hard mogelijk knallen van start tot finish. “Mensen raken vaak in paniek als ze niet gelijk voorin zitten en proberen drie of vier keer half te passeren. Je kan beter proberen ontspannen te rijden en rustig de tijd nemen om één keer een goede actie op te zetten”, stelt O’Reilly.

“De 1500 meter vraagt vooral besparing. De kunst is om met zo min mogelijk inspanning met nog zeven ronden te gaan de koppositie of de tweede plek in te nemen. Je moet vooral slim tactisch rijden en niet te vroeg je energie uitgeven aan het vechten om posities”.

Hoe je op het juiste moment in de race op die positie komt, is per persoon verschillend. Iemand die bijvoorbeeld een enorme versnelling in huis heeft, begint achterin en knalt in één keer naar voren. Andere type rijders zijn juist vanaf het begin van de race al voorin te vinden. Op de 1000 meter wordt steeds harder gereden. “Vroeger kon je vanaf kop versnellen en de anderen elimineren. Nu wordt het steeds meer een lange sprint. Kom je te vroeg op kop, dan betaal je de laatste twee ronden de prijs.” Volgens O’Reilly wordt er op deze afstand daardoor ook nog meer een beroep gedaan op andere kwaliteiten, zoals inhalen.

Wat tactiek betreft is het volgens de voormalig wereldkampioen vooral belangrijk om vanuit eigen kracht en kwaliteit te denken en te plannen. En ook wanneer de race niet zo loopt als gepland, moeten rijders snel kunnen reageren. “Je moet kunnen schaatsen en denken tegelijk. Als bondscoach liet ik rijders wel eens skeeleren of schaatspassen doen en tegelijk rekensommetjes maken om dat te trainen. Op een vraag als ‘hoeveel is twee en drie’ kreeg je dan soms de gekste antwoorden (‘zeven’).”

____________________________________________________________________________________

“Ik heb een goed eindschot, maar meestal laat ik het daar niet van afhangen. Ik maak liever zelf de race door van kop af aan te rijden. Aan het begin van de race aanvallen en daarna je positie verdedigen”, vertelt Liesbeth Mau-Asam, die na de Olympische Spelen van Vancouver stopte met schaatsen. Op kop is het belangrijk om alert te blijven. “Je moet gelijk kunnen reageren. Als iemand buitenom komt, moet je mee versnellen. Bij een inhaalactie binnendoor is het vooral een kwestie van dicht houden.”