Met het langebaanschaatsen was Ad Augustinus al een poos bekend, maar toen zijn vrouw hem in de jaren ‘70 introduceerde in het schoonrijden merkte hij al snel dat die sport ook wel iets heel bijzonders had. “Zij was geboren in de polder en ging samen met haar broer altijd al op kunstschaatsen het natuurijs op. Toen in Utrecht de ijsbaan open ging en ze met haar broer ging kunstrijden, heeft ze mij ook overgehaald”, vertelt hij. Er werd een trainingsgroep schoonrijden opgericht en het echtpaar sloot zich aan bij de Landelijke Vereniging van Schoonrijders (LVS). “Op wedstrijden leek het in het begin natuurlijk nog nergens op, maar oefening baart kunst.”

Hoe bent u vervolgens in het vrijwilligerswerk gerold?
“De LVS zocht bestuursleden, maar de vereniging was nog niet zo groot en mensen stonden er niet om te trappelen daaraan te beginnen. Ik werkte toen al niet meer en ben er wel ingestapt als secretaris, en kreeg daarmee ook het wedstrijden onder mijn hoede. Van 1994 tot en met 2008 heb ik in het bestuur gezeten, maar het wedstrijdsecretariaat beheer ik nog steeds. Toen ik hiermee begon had ik al enige jaren ervaring in het bestuur van de hardrijvereniging, een functie die ik 24 jaar heb vervuld.”

Wat maakt het schoonrijden - en vooral uw taken daarin - zo leuk dat u zich daar al zoveel jaar voor inzet?
“Het schoonrijden zelf is allereerst een echte doesport. Een kijksport is het niet, de trend de laatste jaren is dat er vooral veel activiteit moet zijn, alles moet steeds maar snel. Schoonrijden is juist een puur technische sport, juist dat trekt me zo aan. In tegenstelling tot wat veel mensen denken, heeft het met kunstrijden eigenlijk niets te maken, het gaat om de meest ‘economische’ slag en de bijbehorende houding. Daarbij kun je het tot op vrij late leeftijd blijven doen. Zelf vind ik verder de contacten onderling schitterend, iedereen kent iedereen. Dat is ook iets dat het vrijwilligerswerk met zich meebrengt; je ontmoet veel nieuwe mensen omdat je met zoveel verschillende dingen bezig bent. Wedstrijden organiseren, ijs reserveren, noem maar op.”

Is er in al die tijd veel veranderd in het schoonrijden?
“We zijn als sport behoorlijk gegroeid, daar hebben we met het bestuur dan ook flink de schouders onder gezet. En het schaatsen in authentieke klederdracht heeft ervoor gezorgd dat we ook buiten het ‘vaste groepje’ bekender zijn geworden. Het is leuk om te kunnen zeggen daar een steentje aan bijgedragen te hebben, ook als deelnemer. Zelfs op de Weissensee zijn we geweest, en hebben daarmee ook internationale bekendheid gekregen. Verder is de sport een paar jaar geleden een hele ontwikkeling doorgegaan toen de klapschaats voor het schoonrijden werd geïntroduceerd, ook iets waar ik me mede voor heb ingezet. Schoonrijschaatsen werden niet meer gemaakt, dus zijn we zelf rond gaan kijken en hebben we dit samen met Zandstra opgezet.”

Zou u niet af en toe eens willen dat u het wat minder druk had?
“Nee, daar moet ik juist helemaal niet aan denken. Ik ben een doener, en vind het juist prachtig eraan mee te helpen de oudste tak van schaatsen in stand te houden. Als je er geen plezier in hebt, dan kun je beter stoppen, ja. Maar ik krijg er ook zoveel voor terug. Ik merk dat het gewaardeerd wordt, de leden van de LVS hebben een goede band en er blijven er veel hangen, bijvoorbeeld als jurylid. Daarnaast ben ik tot Lid van Verdienste uitgeroepen door het gewest Noord-Holland/Utrecht en later ook door de KNSB. Of ik zelf nog wel tijd heb om te schaatsen? Ja, ik heb nog jaren wedstrijden meegedaan en ben meerdere malen Nederlands kampioen geworden. Individueel, maar vooral op mijn sterkere onderdeel: het paarrijden. Nee, niet samen met mijn vrouw; die vormde met haar broer altijd zo’n mooi paar. Dezelfde genen en dezelfde slag, hè. Het is me altijd goed gelukt met andere vrouwen!”

Is de sport, behalve groter, ook professioneler geworden?
“Zeker, toen ik net begon waren er nog helemaal geen trainingsgroepen. Je reed gewoon achter iemand aan die goed was, en probeerde zijn manier van schaatsen over te nemen. Bij schoonrijden begint het plezier pas als je de techniek onder de knie hebt. Om daar meer structuur in te krijgen hebben we in de loop van de tijd trainerscursussen opgezet, en ben ik zelf ook trainer geworden. Voor het eerst werd toen de slag echt goed bekeken en duidelijk op papier gezet. Later kwamen er ook jurycursussen. Doordat ik zelf aan wedstrijden meedeed, kon ik het als trainer ook nog enigszins voordoen. Concurrentie van mijn eigen leerlingen? Dat vind ik juist prachtig. Het is toch schitterend als ze mij eraf rijden, dan heb ik tenminste resultaat geboekt.”

Welke vrijwilliger wilt u graag terugzien in de 'Vrijwilliger van de Week', en waarom? Laat het ons weten door een mail te sturen naar redactie@schaatsen.nl!