Richard van Kempen tijdens het NK in Assen 1989.

De puzzelaars onder ons weten natuurlijk direct dat het over Richard van Kempen gaat; de ex-marathonschaatser, die in de jaren tachtig en eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw de overwinningen aaneen reeg. Met 47 dagprijzen op kunstijs staat Van Kempen nog altijd tweede op de eeuwige ranglijst.

Ik moest aan Richard denken, toen ik gisterochtend de krant opensloeg en las dat Arjan Stroetinga dit seizoen in de marathon met succes een beroep doet op zijn vlammend eindschot. Drie uit vier Cup-wedstrijden, voorwaar geen slechte score.

Van Kempen kon er in zijn tijd ook wat van. In zijn laatste jaar bij de B-rijders won hij vijftien van de zestien wedstrijden om een jaar later, met dispensatie op het hoogste niveau, eveneens toe te slaan. Iedereen was vol bewondering over het Zuid-Hollandse sprintwonder. Het leverde Van Kempen al snel de bijnaam ’Poeske’ op, naar de succesvolle Belgische baanwielrenner Jef Scherens. Op het moment dat de Belg aanzette, kromde hij zijn rug en ging er als een speer vandoor. Van Kempen deed op het ijs hetzelfde.

Maar de bewondering voor Van Kempen – hij won vier maal de KNSB Cup, drie keer de Zesdaagse en werd Nederlands kampioen – ging op een gegeven moment tegen hem werken. “Weer een sprintzege”, was het al snel. De marathonvolgers waren einzelgängers als Dries van Wijhe, Emiel Hopman – alias de Hulk – en Jos Niesten gewend. Krachtpatsers, die in hun eentje het hele peloton op een hoop reden.

Dan is het even wennen als er een supersprinter opstaat, die in katachtige stijl het marathonpeloton naar zijn hand zet. Dat sprinten mentaal zwaarder is dan het lijkt, daar hadden de toeschouwers geen boodschap aan. Richard zei het gisteren nog tegen me: “Als ik met een groep wegsprong, moest ik 110-120 procent geven, anders werkten de anderen niet mee en werd je teruggepakt. En in een massasprint werd er van je verwacht dat je het afmaakte. Je ploeggenoten werkten immers niet voor niets voor je.”

Wielrenner Mark Cavendish werd afgelopen zomer bewierookt, toen hij de sprintzeges in de Tour de France aaneen reeg. Ben benieuwd hoe lovend media en publiek zullen zijn als Arjan Stroetinga zijn zegereeks de komende weken voortzet. De BAM-rijder moet van de huidige generatie in staat zijn om Richard van Kempen van de tweede plek in het marathonklassement aller tijden op kunstijs te verdringen.

Huub Snoep is hoofdredacteur van het magazine SchaatsSport