In een uitgebreid interview met de NRK, de Noorse publieke omroep, vertelt de 24-jarige rijder dat hij in de financiën van de ISU is gedoken, wat bij hem tot veel onbegrip heeft geleid. Als topschaatser voelt hij daarom de drang zich uit te spreken, ‘genoeg is genoeg’.
Wat Kongshaug vooral steekt, is de verdeling van de uitgaven. “Het is een schande dat de ISU meer geld besteedt aan de salarissen van de 36 werknemers en het ISU congres dan aan het prijzengeld van de drie sporten (langebaanschaatsen, shorttrack en kunstschaatsen, red.)”, oordeelt Kongshaug. Hij concludeert dat de salariskosten de afgelopen jaren flink gestegen zijn, terwijl het prijzengeld de afgelopen decennia vrijwel gelijk is gebleven.
De atleet beleefde vorig jaar het beste seizoen uit zijn carrière met de wereldtitel op de 1500 meter, een tweede plek in het wereldbekerklassement op dezelfde afstand en zilver op het EK Allround. In totaal won hij 300.000 kronen aan prijzengeld, omgerekend ruim 25.000 euro, terwijl er per ISU-medewerker gemiddeld 172.00 euro aan salaris betaald wordt. “Als je voor het geld kiest, kun je beter bureaucraat worden dan atleet.”
Zijn landgenoot Ragne Wiklund, tweevoudig wereldkampioen, valt hem bij en noemt het demotiverend: “Het prijzengeld is zo weinig, dat het meer een kleine bonus is voor al het werk dat je levert dan een inkomen. Na belastingen heeft het dezelfde waarde als een studielening.”
En dat terwijl er volgens Kongshaug weinig geldproblemen zijn. “De ISU is geen arme bond, met een vermogen van meer dan tweehonderd miljoen. Het geld hebben ze, maar ze besteden het aan salariskosten en dure congressen in plaats van aan de atleten die proberen de sport aantrekkelijker te maken.”
Al met al is Kongshaug somber over de toekomst van het schaatsen. “Je ziet dat de sport steeds verder wegzakt.” Hij heeft zijn ontevredenheid geuit bij een atletenmeeting, maar zijn verhaal ging ‘het ene oor in en het andere uit’.
Douwe de Vries, voorzitter van de ISU-atletencommissie, is blij dat Kongshaug zich uitspreekt voor zijn sport. De Nederlander zat de meeting met de atleten voor toen de Noor afgelopen zomer zijn zorgen uitte. Hij benadrukt dat die zorgen wel degelijk gehoord zijn. “Ik snap Peders gedachtegang en ben het er tot op zekere hoogte mee eens”, klinkt de reactie van De Vries.
“Deze beslissingen zijn voor de atleten een ver-van-hun-bedshow. Zij zitten niet bij de councilmeetings zoals ik. Daardoor begrijp ik dat ze zeggen: ‘Hallo, wij zorgen voor de publiciteit, daar willen wij ook inkomsten uit’. Maar de ISU verdient nu al niet genoeg om de uitgaven te dekken.”
“De laatste jaren gaat het de verkeerde kant op door de verminderde populariteit van het kunstschaatsen in verschillende landen en het veranderende medialandschap. De ISU heeft een nieuw model ontwikkeld om die trend te kunnen doorbreken en meer inkomsten voor de atleten te genereren. Daarvoor moet je investeren en professionals aan boord hebben”, verklaart De Vries de hoge salariskosten.
“We pakken het niet des ISU’s aan. De bond was altijd heel conservatief en terughoudend met uitgaven. Momenteel worden er grote stappen gezet en steekt de nieuwe president Jae Youl Kim er veel energie in. Ik ben blij met de route die is uitgestippeld om de sporten van de ISU op de kaart te zetten. Helaas gaat dat ten koste van een stijging van het prijzengeld, maar andere dingen hebben nu voorrang. Minder leuk voor de atleten, essentieel voor de sport.”
Ook Kim zelf reageert op de kritiek. Hij vertelt dat de reserves worden ingezet voor investeringen, zodat de sport relevant blijft. Verschillende initiatieven moeten ervoor zorgen dat de betrokkenheid van fans, media en zakelijke partners vergroot wordt, zodat er meer waarde gecreëerd wordt. Die extra waarde wil de ISU vervolgens weer terug laten vloeien naar de sport en de atleten. Daarnaast zegt Kim dat de hoge kosten van de congressen in de toekomst worden teruggebracht en dat er vaker digitaal vergaderd wordt.