Bescheidenheid was de jonge Jan Ykema vreemd. Als 18-jarige al liet hij een week voor het NK sprint van 1982 aan zijn trainingsmaten in de kernploeg weten dat hij dat toernooi wel even zou winnen. Een paar dagen later verscheen hij op de training in een net pak dat hij alvast voor de huldiging had gekocht. Het leverde hem de bijnaam B. Luffer op, maar hij won het kampioenschap wel.
Met dezelfde bravoure was Ykema, inmiddels 24 jaar, naar de Spelen van 1988 gegaan, maar de route ernaartoe was niet eenvoudig geweest. In de zes tussenliggende jaren had hij niet bepaald geschitterd. Op de Winterspelen van 1984 in Sarajevo had hij zijn olympisch debuut gemaakt. Hij werd 14e op de 500 en 20e op de 1000 meter. Op de WK's reed hij mee in de marge en het duurde tot 1987 voordat hij weer Nederlands kampioen werd.
Ykema had moeite om te aarden in de kernploeg. Er bestond in de jaren tachtig veel haat en nijd in de schaatswereld en volgens Ykema speelde drank een grote rol in het schaatsen van toen. Bovendien werd het sprinten ondergewaardeerd. "Ik heb altijd moeten vechten voor erkenning. Er was geen geld voor een sprintploeg en als er moest worden bezuinigd, dan was dat op de vooruitgang van het sprinten", blikte Ykema terug in het boek '43 opmerkelijke verhalen van alle Nederlandse olympische medaillewinnaars op de Winterspelen'.
Tien maanden voor de Spelen werd Ykema uit de kernploeg van Henk Gemser gezet. Hij kostte de coach te veel energie, was niet te sturen. Onder leiding van Gemser was de ploeg wel professioneler gaan werken en toen Ykema uit de ploeg werd gezet, werd hij wakker geschud: het moest anders. En hij ging het anders doen.
Hij trainde zelf en nauwgezet en kreeg in het olympisch seizoen bovendien weer steun vanuit de KNSB. Na lobbywerk van zijn vader kwam er een sprintploeg onder leiding van Eppie Bleeker. "Een sprintploeg gaf me een goed gevoel, het was mijn droom", aldus Ykema.
Met een goed gevoel reisde de sprinter naar Calgary, waar hij bovendien de vlag mocht dragen en dat terwijl hij de dag na de openingsceremonie al in actie moest komen. "Ik ben een apart geval. Ik wist dat ik er niet verkeerd zou uitkomen, dus ik zei volmondig ja", zei Ykema in '43 opmerkelijke verhalen'. "Ik liep daar namelijk niet voor mezelf, maar voor het Nederlandse sprinten. Het was min 18 graden in het McMahon-stadion, maar ik heb het geen moment koud gehad."
De dag erna, op het ijs, voelde Ykema bij het inrijden meteen dat het goed zat. Hij voelde zich sterk en was blij met de loting, die hem in de eerste rit had doen belanden. "Ik zat in de eerste rit en dat vond ik niet onvoordelig. De starter laat dan nog iets meer toe, die is ook onzeker."
Zo kon Ykema zijn specialiteit, de pikstart, ten volste benutten. Ook hier draaide het om bluf. Ykema ging er vanuit dat de starter niet direct een valse start zou erkennen en dus gokte hij erop dat hij precies in het startschot kon vallen. Dat lukte perfect en hij zette op de Olympic Oval een tijd van 36,76 neer, waarmee hij zijn persoonlijk record van 37,38 ruim verbeterde.
In de ritten erna beet favoriet na favoriet zich stuk op de tijd. "Toen werd ik wel het mannetje hoor. Helemaal hyper, ik zat in een flow." Er was uiteindelijk één man Uwe-Jens Mey die sneller was. De Duitser noteerde 36,45. Het brons ging naar de Japanner Akira Kuroiwa die 36,77 reed.
Met Ykema was Nederland verlost van het drama van Sarajevo, toen er geen enkele medaille werd gepakt, en dat al op de eerste dag van de Winterspelen en dankzij B. Luffer.
In de jaren erna ging het bergafwaarts met Ykema. Hij stopte met schaatsen op 26-jarige leeftijd en raakte aan de drugs en de drank. Hij raakte aan lager wal en was op een zeker moment zelfs dakloos. Met hulp van vrienden en familie wist hij er weer bovenop te komen en tegenwoordig is hij schaatstrainer bij Gewest Friesland.
Hieronder vind je de rit van Jan Ykema tegen Guy Thibault, na circa acht minuten start de rit.
Aftellend naar de Olympische Winterspelen in Sotsji belicht schaatsen.nl elke dag een olympisch moment.