De tweevoudig wereldkampioen sprint stond na de eerste omloop, die hij in 34,63 volbracht, op de tweede plaats. In de tweede race kwam hij na 34,67 over de streep en daarmee bleef hij Jan Smeekens, die 34,59 en 34,72 klokte, voor op een honderdste van een seconde.
Even was er onduidelijkheid over wie met de titel aan de haal ging, maar toen bleek dat de tijd van Mulder naar beneden bijgesteld was, werd zeker dat het goud voor hem was.
Zijn tweelingbroer Ronald Mulder pakte het brons, waardoor het voor Nederland voor de tweede keer in dit toernooi goud, zilver en brons pakte op een afstand. Eerder waren het Sven Kramer, Jan Blokhuijsen en Jorrit Bergsma die dat presteerden op de 5000 meter. Voor dit toernooi lukte dat alleen Gianni Romme, Bob de Jong en Rintje Ritsma op de 10 kilometer in Nagano 1998.
Tot aan deze Spelen was het een Nederlandse schaatser eveneens slechts twee keer gelukt om een olympische medaille te pakken op de kortste sprintafstand. In 1988 pakte Jan Ykema zilver, terwijl het brons in 1980 naar Lieuwe de Boer ging.
Door de drie nieuwe medailles gaat de Nederlandse equipe voorlopig aan de leiding in de medaillespiegel met drie keer goud, twee keer zilver en twee keer brons. Canada neemt voorlopig de tweede plaats in, met twee keer goud, twee keer zilver en een keer brons. Noorwegen bezet de derde plaats (twee goud, een zilver, vier brons).
Ronald Mulder stond na de eerste race, die hij reed in 34,96, 'slechts' zesde en leek het podium dan ook mis te lopen. In de tweede omloop overtrof hij echter alle verwachtingen en verbeterde hij met 34,49 het baanrecord, dat eerder op de dag gevestigd werd door Smeekens.
De Zuid-Koreaan Tae-Bum Mo, die aan de start stond als regerend olympisch kampioen, moest na zijn tijden van 34,84 en 34,85 genoegen nemen met plaats vier. De Japanners Joji Kato en Keiichiro Nagashima die in Vancouver met Mo het podium bevolkten, werden nu respectievelijk vijfde (34,96 en 34,77) en zesde (34,79 en 35,25).
Stefan Groothuis, die de 500 meter vooral reed ter voorbereiding op de 1000- en de 1500 meter, gooide geen hoge ogen op de kortste sprintafstand. De wereldkampioen sprint van 2012 kwam in zijn eerste rit niet verder dan 35,42. De tweede omloop verliep zo mogelijk nog slechter na een uitglijder vlak na de start, waardoor hij op de 38e plaats eindigde.
Viervoudig wereldkampioen sprint Kyou-Hyuk Lee werd achttiende De Zuid-Koreaan, die voor de zesde keer actief is op de Olympische Spelen, klokte 35,16 en 35,48. Shani Davis vond zijn naam terug op plek 24. Net als bij Groothuis is de 500 meter niet de sterkste afstand van de Amerikaanse regerend olympisch kampioen op de 1000 meter. Davis reed op de halve afstand tijden van 35,39 en 35,59.
Voor Daniel Greig eindigde de 500 meter in een deceptie. De Australiër ging in de eerste meters van de eerste race onderuit nadat hij met de punt van zijn schaats in het ijs was blijven steken. De nummer drie van het afgelopen WK Sprint reed de wedstrijd vervolgens nog wel uit, waardoor hij ook aan de start stond van de tweede omloop. Een goed klassement was ondanks zijn 35,29 uiteraard onhaalbaar.