De kritiek vanuit Noorwegen bestaat al enige tijd. Eind januari al berichtte de Noorse krant Verdens Gang (VG) dat in 2012 geen van de Nederlandse schaatsers op bloeddoping getest zou zijn terwijl in dezelfde periode de Noorse schaatsers veertig keer gecontroleerd werden. "Geen bloedmonsters van schaatskoning Kramer", kopte de krant toen.
Ook op de Spelen duikt het verhaal weer op, onder andere in de VG, maar ook in de Bergens Tidende (BT). "Ik verdenk de Nederlanders niet van bedrog. Ze zijn al lang goed, maar het is niet goed dat ze niet regelmatig getest worden", zei Sverre Lunde Pedersen na de 5000 meter tegenover de Noorse media.
Een journalist van de BT confronteerde in de persconferentie na de vijf kilometer ook Jorrit Bergsma met de kwestie. De Nederlander reageerde verbaasd. "Ik weet daar niets van. Ons hoge niveau komt niet uit de lucht vallen. Het hoge niveau in Nederland stuwt de rijders als vanzelf op. We worden regelmatig gecontroleerd en ik heb niets te verbergen."
Herman Ram, directeur van de Nederlandse Dopingautoriteit, weerspreekt de Noorse kritiek met klem. "Het lijkt erop dat de Noren het op het ijs niet kunnen winnen en daarom op een andere manier proberen de Nederlanders aan te vallen."
De lijst van de WADA waar de VG en BT naar verwijzen is geen goede bron om het dopingbeleid van Nederland op te toetsen, vindt Ram. "Het klopt op zich wel dat wij als Nederlandse Dopingautoriteit in 2012 geen bloedcontroles op de schaatsers hebben uitgevoerd, maar de Noorse kritiek geeft een onvolledig plaatje. Er zijn namelijk wel bloedcontroles uitgevoerd dat jaar, maar onder de vlag van de ISU. Daarom staat dat anders in de administratie van de WADA."
In de VG beklaagde ook Peter Hemmersbach zich over het niveau van het Nederlands anti-dopingbeleid. "Het is een serieuze zaak. Ik begrijp dat er tijd nodig is om de internationale regelgeving op zijn plaats te krijgen, maar dat andere landen hetzelfde zouden doen als Noorwegen is niet waar", zegt de dopingdeskundige aan Iniversiteit van Oslo en in die functie hoofd van het dopinglaboratorium in de Noorse hoofdstad.
Volgens Ram is er geen sprake van een internationale norm waar Nederland niet aan zou voldoen. "Er is geen internationale maatstaf op dit moment. Ik ben het er mee eens dat we het hadden moeten doen, graag zelfs, maar voor zoiets moet wel budget zijn. En dat was er toen niet."
Na 2012 is de situatie sowieso veranderd, want sindsdien heeft de Dopingautoriteit wel zijn eigen bloedpaspoort en -controleprogramma en worden de schaatsers regelmatig op afwijkingen in het bloed gecontroleerd. Van ongelijkheid tussen de Noorse en Nederlandse schaatsers is daarom volgens Ram geen sprake.