Waarom reist een schaatser in de zomer af naar het zuiden van Limburg om plaats te nemen naast renners van het kaliber van Ellen van Dijk en Marianne Vos? Heel simpel: het is leuk, gezellig en het meedoen aan een belangrijke fietswedstrijd is een goede trainingsprikkel. Maar hebben ze dan ook kans op de titel? “Nee”, zegt Renate Groenewold beslist. “Niet in de finale.”
Zij kan het weten. Tijdens haar eigen sportcarrière verscheen de coach van Team Corendon ook in haar fietskleding bij wedstrijden op het hoogste nationale niveau. Tegenwoordig staat ze in haar bruinleren jasje langs de kant te kijken. Omdat ze sportliefhebber is. En om de verrichtingen te volgen van haar pupil Marije Joling.
Op een parcours dat zo veeleisend is en zoveel klimmetjes bevat als bij het NK, is het lastig fietsen voor een schaatser. “Ik ben te zwaar voor dit”, weet Janneke Ensing, terwijl ze veelbetekenend naar haar gevormde bovenbenen knikt. Ensing, die eerder smal, en afgetraind te noemen is dan slank, meet 173 centimeter en weegt slechts rond de 64 kilo. Dat is acht kilo meer dan de vier centimeter kortere Marianne Vos. Kilo’s tellen bij het klimmen. En gespierde schaatsbenen zijn daarbij ballast.
“In vlakke koersen kunnen schaatsers makkelijker mee”, weet Groenewold. Een criterium is volgens Groenewold bijvoorbeeld uitermate geschikt voor een schaatser. Op een vlak parcours kan een atleet vaak meer vermogen kwijt. “Anderhalf uur lang alleen maar die plaat rondrijden”, zegt Groenewold enthousiast. “Ik vond dat vroeger heel mooi.”
Ze noemt het fietsen van wedstrijden een ideale voorbereiding voor de winter. Mits het uitkomt in het trainingsprogramma. Het hoofddoel ligt uiteraard in de winter. “Daarom is het belangrijk om te blijven monitoren als je wedstrijden rijdt in de zomer. Zorgen dat je sporters niet over de kling jaagt.”
De meeste schaatsers groeien op met fietstrainingen. De fietsbeweging is minder zwaar dan bijvoorbeeld inline-skaten of hardlopen. Groenewold: “Het is goed voor je gewrichten. Wij zijn geen lopers, daar zijn we vaak te zwaar voor. En op de fiets kun je heel veel doen. Allerlei soorten trainingen.”
Groenewold weet dat Sven Kramer en Ireen Wüst ook af en toe een koers fietsen, maar ze adviseert niet iedereen om wedstrijden te rijden. “Als je in je broek schijt als je tussen de wielen moet fietsen, dan gaat het niks worden. Er moet ook nog gestuurd worden en iemand moet in een peloton kunnen rijden.”
Joling durft dat. Datzelfde geldt voor haar nieuwe ploeggenoot Jan Blokhuijsen, ook hij durft wedstrijden te rijden in een andere discipline. Blokhuijsen doet binnenkort mee aan de EK inline-skaten in Almere. Groenewold: “Dat is zo voor meerdere schaatsers. De een gaat inline-skaten, de ander fietst. Dat is iets wat bij ze hoort. Natuurlijk neem je ook een risico door andere wedstrijden op te zoeken. Er is een kans op valpartijen. Maar tijdens een training kan er ook van alles gebeuren. Het gaat om het plezier dat sporters eruit halen en de kick. Dat is fantastisch.”
En wat vinden de fietsers van die toestroom aan schaatsers in hun peloton? “Sommige renners zeggen: hé schaatser, wat doe jij hier nou? Anderen vinden het leuk”, zegt Ensing. De huidige wereldkampioene, Marianne Vos, vindt de toestroom van schaatsers niet vervelend: “Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Bovendien heb ik zelf ook ooit geschaatst. Ik kan zeggen dat ik ooit tegen Ireen Wüst heb gereden. Maar ook toen was ze al veel sneller.”
Zolang de schaatsers nog niet winnen, is er geen reden voor vrees. Lisanne Soemanta was zaterdag de snelste van het schaatsstel. Ze werd dertiende, als eerste niet-professional onder de renners. Ensing eindigde op plaats 22. Rixt Meijer en Marije Joling zijn niet gefinisht.