Dat Nino van Dijk, dit voorjaar overgestapt van de Beloftedivisie naar de A-rijders, echter twee keer achter elkaar als nummer 3 in de uitslag stond, is vrij opvallend. Toen de competitie net was begonnen, schetste de 27-jarige accountant-in spe van Hamco hoe hij zijn weg probeerde te vinden op het hoogste niveau. Hij had er vertrouwen, maar verwachtte even nodig te hebben vooraleer hij de wedstrijden op een normale manier zou kunnen uitrijden.
Zeven races verder heeft de Driebergenaar zich twee keer mogen melden voor de huldiging. In de slotetappe van de Vierdaagse van Noord-Holland eindigde hij als derde achter Wisse Slendebroek en Niels Overvoorde, de week erop stond hij op dezelfde trede van het podium, in het gezelschap van winnaar Jeroen Janissen en zijn Hamco-ploegmaat Klaas Poortinga. "Het zou mooi zijn als het in Deventer drie op een rij wordt", zegt hij enthousiast, zonder zich rijk te rekenen.
“In de eerste wedstrijden kon ik de finish halen, daarna is mijn rol snel gegroeid, ook binnen de ploeg. Er is zelfvertrouwen, goede samenwerking in ons team en we raken meer en meer aan elkaar gewend. Wanneer het lastig wordt in de race, houd je toch vertrouwen. Maar ik moet toegeven: het podium had ik voor mezelf nog niet verwacht. De andere jongens presteren ook supergoed, en dat we in Den Haag met twee man in de top-3 stonden was geweldig”, zegt Van Dijk, die als schaatser vooral gevormd is onder leiding van de vermaarde trainer Wim Nieuwenhuizen. Die leerde hem bijvoorbeeld wat hard trainen is en het belang van hoofd- en bijzaken te kunnen scheiden.
Bij de promotie naar de Topdivisie was hij benieuwd of de combinatie werk-sport hem net zo makkelijk zou blijven afgaan. Met een dienstverband van 32 uur bij Deloitte in Utrecht, en bijna evenveel uur te besteden aan het schaatsen zitten de weken goed vol. Twee keer per week rijdt hij naar Heerenveen om samen te trainen (‘Daardoor heb ik grote stappen gezet.’) de overige dagen zit Van Dijk op de fiets, trekt hij de loopschoenen aan of zoekt hij het krachthonk op. De combinatie valt hem niet tegen. Bovendien ligt de manier van koersen in de Topdivisie hem beter.
“Er is zeker niveauverschil tussen de Belofte- en Topdivisie. Het peloton is stukken kleiner waardoor je beter merkt hoe hard er wordt gereden. Maar ik heb al ontdekt dat je uiteindelijk hetzelfde moet blijven doen. In die zin: wat me goed afgaat, aanvallend rijden en meezitten in groepjes. Dat past prima bij mij, in de Beloftecompetitie is het veel meer een man-tegen-man gevecht. Er wordt veel achter elkaar aan gereden en de wedstrijden eindigen vaker in een massasprint, wat minder mijn ding is.”