“Als we de ruimte krijgen, zijn we veel beter”, blikte Crispijn Ariëns alvast vooruit naar het wegtoernooi. Hij werd twaalfde op de puntenafvalkoers. “De conditie is er, de snelheid is er, ik herstelde snel in de wedstrijd. Deze uitslag brengt me niet van de wijs, dit geeft me zelfvertrouwen voor het wegtoernooi.”
Alle Nederlanders praten over het wegtoernooi, omdat ze op de piste nu eenmaal niet meedoen voor de medailles. Hoe dat kan? “In Nederland hebben we geen Vesmacobanen”, legt Ariëns uit. Het zijn pistes met een speciale coating die we in Nederland niet kennen. “En in Nederland is de groep te klein, we kunnen het spel niet oefenen wat hier gespeeld wordt.”
“We wisten dat van tevoren, daarom hebben we ook eigenlijk alles gezet op het wegtoernooi. Daar moeten we steeds aan blijven denken op het moment dat we nu nog niet met de besten meedoen.” Dat de Nederlanders op de weg beter presteren, is een al jarenlang terugkomend gegeven. Vorig jaar grepen Michel Mulder en Ariëns beide brons op het wegtoernooi.
Genoten werd er ook. Annemarie Boer was gisteren nog wat onder de indruk tijdens haar debuut, maar de eerstejaars juniore liet zich zondag flink gelden op de afvalkoers en werd dertiende. “Het gaat best lekker. Gister zat ik nog te kijken naar hoe anderen zich vol in de strijd gooiden. Vandaag heb ik zelf gewoon hetzelfde gedaan. Iedereen snijdt de bochten af, dus ik ook.”
Luc ter Haar werd ook dertiende. Hij weerde zich kranig en reed veel op kop. “Dat ging eigenlijk makkelijk. Maar je mag geen enkele fout maken in een afvalkoers en die maakte ik uiteindelijk wel. Ik denk dat er dit WK voor mij nog wel meer in zit dan dit.”
Irene Schouten werd zeventiende bij de dames. Dat stemde haar niet echt tevreden, maar eerlijk is ze ook. “Ik heb hier niet goed genoeg voor getraind. Ik heb gekozen voor het schaatsen, dus ben niet voorbereid op dit soort wedstrijden. Het is ook nog eens mijn eerste WK bij de senioren, dus ik had me geen doelen gesteld.”