Na de wedstrijd had Erben Wennemars zo ongeveer nog meer haast dan in het kleine uur daarvoor op het ijs. ’’Druk programma’’, verzuchtte de man uit Dalfsen. ’’Dit was even voor mezelf rijden, maar straks moet ik in de wedstrijden van de senioren weer het ijs op met een camera om beelden te maken.’’

Het was daarom even een tegenvaller toen hij hoorde dat de wedstrijd voor de Masters niet over zeventig, maar over honderd ronden ging. ’’Daar baalde ik een beetje van. Ik wilde me toch niet al te moe maken.’’

Maar Wennemars wilde wel degelijk starten in die wedstrijd voor de oude cracks. Niet zozeer om de titel te pakken, of om te winnen. ’’Het echte winnen heb ik wel gehad’’, stelde hij lachend. ’’Nee, het ging me hier maar om één ding, namelijk het startbewijs voor de Elfstedentocht. Vorig jaar was ik nog B-rijder en kon ik wel starten als de tocht zou doorgaan, maar nu zijn er alleen startbewijzen voor de beste rijders in de ranking van de Masters.’’

Wennemars reed al twee wedstrijden bij de Masters en won die beide. ’’Ik dacht er met één wedstrijd winnen wel te zijn, maar dat was niet zo. Twee keer was ook niet genoeg, maar met deze titel moet het wel voldoende zijn.’’ De voormalig wereldkampioen sprint bleek de regeltjes niet helemaal in zijn hoofd te hebben, want dit NK telde voor die klassementen niet mee. Wel de regionale ranking, maar daarin verzamelde hij nog net niet voldoende punten om zeker te zijn. Wennemars staat zeventiende waar de beste vijftien een startbewijs krijgen. Hij moet dus nog even klimmen, of rekenen op de ene beschikbare aanwijsplek om te kunnen rijden in zijn geliefde Elfstedentocht. Als die dit jaar komt tenminste.

Voor de titel moest Wennemars in Thialf strijd leveren met Arjan Elferink en Arnold Gaasenbeek. Twee gelouterde marathonmannen, die weten hoe je zo’n finale moet aanpakken. Maar ja, hoe klop je de meervoudig wereldkampioen sprint in een sprintje? ’’Lastig’’, stelde Elferink, die uiteindelijk beslag legde op het zilver, voor Gaasenbeek. ’’Hij is een rassprinter. Maar ja, aan de andere kant: een sprintje over duizend meter is wat anders dan een sprint na honderd ronden.’’

Elferink en Wennemars vochten dit seizoen al twee duels uit. ’’Twee keer werd ik op een paar duizendsten geklopt, was het verschil bijna niet te zien. Ik pakte het nu anders aan, maar dit keer was het verschil eigenlijk nog het grootst’’, vertelde Elferink.

’’Ik voelde dat Arjan het anders aanpakte’’, meldde Wennemars. ’’Het was een mooi spel in de finale. Dat we af en toe bijna stil stonden, was voor mij wel prettig. Kon ik even herstellen. En bovendien was ik zo wat minder moe. Maar ik heb heerlijk geschaatst en echt genoten.’’