De eerste dag van het EK was voor Kramer niet zo lang spannend. Alleen de 500 meter maakte hem nog een beetje nerveus, maar met 36,56 maakte hij daar een einde aan. “Dan wordt het ineens heel anders”, zegt hij.
Zijn snelle 500 meter was een grote opluchting voor Kramer, want de kortste afstand liep dit seizoen nog niet zo lekker. “Ik ben tachtig procent van mijn tijd bezig met de vijf en tien kilometer. Ik rijd dan maar een paar 500 meters. Toch heb ik de laatste tijd erg veel progressie geboekt”, legt hij uit.
De basis voor die 500 meter legde hij al in de zomer. Meer dan voorheen betrok hij de sprint in zijn trainingsregime. “Dat deed ik in mijn krachttraining en explosief werk.”
Ontspannen startte Kramer op de 5000 meter. Dat leidde tot een degelijke 6.19,17. “Ik had eigenlijk 6.16 willen rijden, maar het liep iets op door mijn eigen fouten.”
Naar zijn mening startte hij wat te snel en besloot hij zijn rit wat te langzaam. “Er zat te veel tijd tussen mijn snelste en langzaamste ronde.”
Dat soort slordigheidjes hangen ook samen met de druk op zo’n vijf kilometer. Hij had al een comfortabele positie en dus kan hij zichzelf dan toch iets minder pijnigen dan anders. “Ik sta er wel anders in dan bijvoorbeeld anderhalve week geleden in een rit tegen Jorrit Bergsma”, zegt hij. “En als je echt een goed vijf kilometer wil rijden moet je door een muur gaan.”
Op de 1500 meter rijdt Kramer zondag tegen Jan Blokhuijsen die tweede staat in het klassement. Hij verdedigt een flinke voorsprong en dat stelt hem gerust, want het verleden heeft hij in ongunstigere posities verkeerd en ook gewonnen. “Ik heb wel eens een seconde achterstand op Jan gehad voor de 1500 meter.”
Dat Sverre Lunde Pedersen zich had afgemeld en Denis Yuskov teleurstelde was in Kramers voordeel, maar slecht voor de spanning in het toernooi, erkent de titelverdediger. “Ik ben hier om te winnen, het liefst zo gemakkelijk mogelijk. Al snap ik de andere kant ook wel. Ook ik ben gebaat bij spannende sport.”