“Voor de negende keer al,” zegt hij trots. Om vervolgens toch relativerend op te merken: “Winnen is leuk, maar het is toch vooral mooi om de strijd met elkaar aan te gaan om uit te maken wie de beste is. De ene keer wint die, en de andere keer de ander. In het buitenland wint meestal Jan van der Meulen. Ik win meestal in Nederland.” Hij lacht breeduit en geeft als toelichting: “Ik kan niet van huis. Als ik het tuinhekje niet meer zie, dan voel ik me ziek worden.”
De voormalig autocrosser is het op hoog niveau schaatsen niet aan komen waaien. Hij heeft al een lange geschiedenis. Het kantelmoment in zijn schaatscarrière kwam, hoe vreemd dat ook klinkt, toen hij op zijn veertigste besloot om voortaan op de fiets naar zijn werk te gaan. Verdouw: “Vijf kilometer ’s morgens heen, vijf kilometer ’s avonds terug. In een mum van tijd reed ik bij de marathonwedstrijden voor mee in het peloton. Het is maar tien kilometer bij elkaar, maar je doet het wel iedere dag.”
Op een gegeven moment maakte hij toch de keuze voor langebaan. Het op de grens rijden van je kunnen in de marathons zo bleek hem was funest voor zijn presteren op de langebaan. Sinds twee jaar heeft hij een wielrenlicentie. “Nu fiets ik twee wedstrijden in de week in de zomer, want ik heb een hekel aan trainen. Met mijn vrouw fiets ik daarnaast eenmaal in de week honderd kilometer als duurtraining. Op m’n gemakkie. Daar ik geniet ik van.”
Naast zijn nationale titels heeft Kees Verdouw inmiddels ook zeven wereld-allroundtitels in zijn bezit. Een keer was hij ook wereldkampioen op de sprint.