NK Afstanden 2021. 1500 meter. 1. Thomas Krol 1.44,27, 2. Kjeld Nuis 1.44,53, 3. Chris Huizinga 1.45,27, 15. Yves Vergeer 1.47,25, 16. Jesse Speijers 1.47,74, DSQ: Louis Hollaar.
Blokjes op de ijsbaan zijn als heilige koeien in India: die raak je niet aan tijdens de wedstrijden. Dát wist Louis Hollaar natuurlijk, de Zuid-Hollander rijdt lang genoeg mee in het langebaancircuit. Maar de NK Afstanden moesten voor hem nog op gang komen, toen in zijn hoofd alle lichten op rood knalden. “Driehonderd meter ging het oké, totdat ik twee blokjes zag wegschieten. Vanaf dat moment kon ik nergens anders meer aan denken en begon ik heel slecht te schaatsen. Het was een kwestie van onvoldoende concentratie, anders kan ik het niet verklaren. Je gaat er nooit vanuit dat je blokjes raakt. Ik viel van rechts een beetje af, maakte een grote stap naar binnen, tikte er twee aan en wist: DSQ. Alles was weg. Een mislukte dag, zo kun je dat wel noemen, helemaal als ik zie hoe snel er werd gereden. Dat was ook voor mij mogelijk geweest.”
Of hij ooit door de schaatswereld zal stappen als een kopstuk van IKO? “Ik doe hard mijn best, al is dat niet het doel. Wat ik probeer dit seizoen is verder te gaan waar ik vorig jaar ben gebleven”, vertelde Louis Hollaar een week voor de NK Afstanden, het eerste toernooi dat ertoe deed deze winter. “Bij dit team moet dat lukken. Het is geen echte allroundersploeg, en evenmin een team van sprinters. Als 1500 meter-specialist vind ik hier de omgeving om de beste trainingen te kunnen afwerken. Ik train meer als een allrounder. Bij bijvoorbeeld Reggeborgh is alles gericht op sprint, dat zou lastiger voor me zijn. Wat IKO biedt is de snelheid van de sprint, maar evengoed de specifieke arbeid die een allrounder levert (duurritten in een treintje), en die combi zorgt ervoor dat het goed ging vorig jaar.”
Omschrijf de omgeving en de sfeer van deze ploeg eens. Alle jonge schaatsers kijken naar Jumbo omdat daar geld zit, omdat die ploeg de naam heeft topschaatsers te maken, omdat wordt beweerd dat je daar de beste opleiding krijgt. Misschien zijn er wel meer wegen die naar Rome leiden.
“Ik snap dat jeugd dat denkt, want dat straalt Jumbo ook uit. Er rijden veel goede schaatsers, maar de stap van junior naar de top van de senioren is zo immens groot, zeker bij de jongens. Ik denk dat een team als IKO daar veel beter in kan opleiden dan Jumbo. Voor de laatste stap is Jumbo misschien beter. Voor de tussenliggende periode ben je persoonlijk beter af bij IKO. Het is veel meer maatwerk, terwijl ik het idee heb dat het in de ploeg van Orie de grote hoop is. Bevalt dat, dan is het goed. Is het niet zo, dan heb je pech. Hier is dat helemaal niet.”
Jonge sporters gedijen heel goed bij persoonlijke aandacht.
“Dat denk ik ook. Men werkt allemaal heel goed samen, je merkt dat er echt een team omheen zit dat overlegt. Iedereen probeert zijn kennis en input te delen, er wordt met je meegedacht. Afgelopen jaar heb ik dat als heel fijn ervaren: het geeft ook rust.”
Hoe of wanneer merkte je dat?
“Voor mij was het soms lastig de juiste keuze te maken. Ik ben iemand die meer naar het allrounden neigt. Veel doen, harder trainen, dat ligt dichter bij me. Het is heel eenvoudig mee te gaan met de allroundgroep of een sprintgroep die alles met elkaar doet. Als man van de middellange afstand hing ik ertussen, wat tot onzekerheid leidde. De trainers hakten de knoop dan door. ‘Je gaat nu tempo’s meedoen met de sprinters, of afbouwende rondjes met de allrounders'. Dat pakte zo goed uit dat het dit jaar veel gemakkelijker is te vertrouwen op de visie van de begeleiding.”
Is dan ook in vergelijking met het vorig seizoen de overtuiging gekomen dat je bij IKO een wereldtopper kunt worden?
“Ja, zeker weten. Anders zou ik hier niet hebben gezeten. Als je zelf ergens niet in gelooft, doe je het niet. Junioren die een keuze kunnen maken, zou ik aanraden niet per se te kijken naar het grote Jumbo of Reggeborgh. Want als jonge rijder kun je je heel goed onder de vleugels van IKO ontwikkelen.”
NK Afstanden 2021. 1500 meter. 1. Thomas Krol 1.44,27, 2. Kjeld Nuis 1.44,53, 3. Chris Huizinga 1.45,27, 15. Yves Vergeer 1.47,25, 16. Jesse Speijers 1.47,74, DSQ: Louis Hollaar.
“Eerlijk gezegd eindigde ik minder goed dan gehoopt en verwacht. Mijn voorbereidingsperiode was prima. Ik voelde me goed, was fit en schaatste zoals het moet. Dat het resultaat achterbleef, kwam door de verkeerde tactiek: te langzaam vertrokken. Ik had juist hard moeten starten, want dat was de afgelopen weken in trainingswedstrijdjes niet goed gegaan. Daar was ik op gebrand, en het viel toch tegen. De eerste ronde was te langzaam, tweede ronde heel goed, viertiende verval, wat heel netjes is. Maar wat ik zeg, door te langzaam te beginnen mis je de aansluiting met degenen die wel hard durfden weg te vertrekken. Dus reed ik onder m’n kunnen. Niettemin behaalde ik een persoonlijk record, viertiende sneller. Daar moet ik wel blij mee zijn. Ik weet wat erin zit, en dat is in elk geval een sneller begin dan wat ik heb laten zien.”
Niet ontluisterend, wel zeer onbevredigend, dit resultaat voor Yves Vergeer, een twintiger met flair in zijn donder die in Leeuwarden ook nog bedrijfskunde studeert. Want hoe beantwoordde hij een week eerder hij de vraag: hoelang duurt het nog voordat je je bij de wereldelite aansluit?
“Ik ben nu twintig. Dat duurt anderhalf jaar. Volgend seizoen plaats ik me voor de World Cups en het jaar erop wil ik bij de beteren horen.” Dát zijn beloftes, die wil je horen in de wereld waarin vrijwel iedereen zijn torenhoge ambities naar buiten toe graag tempert.
Dat idee van die wereldtop zit in je hoofd sinds je zevende jaar?
“Ongeveer, ja. Ik schaatste twee jaar op De Uithof in Den Haag, toen ik stopte omdat die noren aan mijn voeten pijn veroorzaakten. Ik had geen zin meer, totdat ik de Winterspelen van Vancouver op televisie zag. Als tienjarig jochie keek ik naar Sven Kramer, Jan Blokhuijsen en Mark Tuitert. Uit enthousiasme begon ik mee te bewegen met die gasten zodra ze het rechte eind op reden. Ik miste het schaatsen, zo voelde dat ook. En toen bedacht ik: ik moet terug in de sport.”
Je realiseerde je dat het een pittig traject is in Nederland om de top te bereiken?
“Op die leeftijd nog niet, want dan is het vooral nog leren schaatsen. Wat me vooral kenmerkte was mijn fanatisme. Ik had een vriendje, Bram Janssens, dat net wat sneller schaatste. Hem móest ik verslaan, dat was een motivatie om harder te gaan.”
Heeft dat fanatisme er uiteindelijk toe geleid dat je in een merkenteam bent beland?
“Dat denk ik wel, ja. Uiteraard heb je een jongensdroom zoals aan de Olympische Spelen meedoen, maar het begint pas serieus te worden als je merkt dat je er goed in bent, en dan wil je er echt wat voor gaan doen. Rond je dertiende, veertiende, zoek je de combinatie met school, in die zin dat naast school ook schaatsen aan belang wint. Naarmate je vervolgens beter wordt, neemt de aandacht voor het schaatsen steeds verder toe.”
Hoe gaat het nu als senior?
“Goed. Makkelijk is het niet, en ik ben er ook nog niet, maar door veel te trainen met Jan Blokhuijsen en Bart Swings heb ik het redelijk goed kunnen oppakken. Tijdens het fietsen merk ik hoe kneiterhard die gasten rijden. Het fysieke verschil is groot. Op het ijs - waar het moet gebeuren - zie je dat er technisch nog heel veel valt te winnen. Als je voelt hoe hard Jan aanzet in de bochten – je moet moeite doen hem bij te houden – of hoe die ervaren mannen tekeergaan in een duurtraining, dan besef je dat je tijd nodig hebt. Deze situatie helpt overigens beter dan wanneer je zelf de beste bent in een trainingsgroep. Vorig jaar was mijn eerste seizoen, daarvoor mocht als stagiair aansluiten. Zo ben ik naar het niveau van trainen toegegroeid en heb ik een flinke stap gemaakt in 2021.”
Waarom is IKO de beste plek?
“Ik voel me erg op mijn gemak. Met Jesse Speijers erbij is er wat meer speelsheid, dat is leuk. Erik Bouwman heeft veel overzicht, en de samenwerking met de broers Ten Hove is top. We werken samen naar de doelen toe, heel relaxt. Je staat er als schaatser nooit alleen voor. Dat is volgens mij een groot verschil met andere ploegen. Ik boek grote vooruitgang, waarom zou ik een andere keuze maken, afgezien van de vraag of je wel een andere keuze krijgt?”
NK Afstanden 2021. 1500 meter. 1. Thomas Krol 1.44,27, 2. Kjeld Nuis 1.44,53, 3. Chris Huizinga 1.45,27, 15. Yves Vergeer 1.47,25, 16. Jesse Speijers 1.47,74, DSQ: Louis Hollaar.
“Ik wilde met iets meer ontspanning rijden, maar ik zag de anderen er met lage 26’ers invliegen, wat écht snel was. Dat zette me ertoe aan ook hard aan te beginnen, waarbij ik vergat wat ik me had voorgenomen. Jammer. Ik ben op deze 1500 meter te gretig geweest, schaatste te veel op de sprintmanier terwijl ik een allrounder ben. Het zou me geholpen hebben als ik zou hebben gedaan als Jan Blokhuijsen. Die reed ontspannen, de handen op de rug en hield zo de rondjes veel vlakker. Maar ik mag niet klagen, ik reed een dik persoonlijk record; dit is een heel mooie stap. Ik kan met die mannen (Blokhuijsen en Bart Swings, red.) mooi veel trainen, dan leer ik het vanzelf beter te doen.”
Jesse Speijers mag de hemel prijzen dat hij vroeg inzag dat er te weinig shorttrack in hem zat om ooit een crack on the track te worden. Het enige dat hem momenteel aan de spektakelsport pur sang bindt, zijn de twee Heerenveense huisgenoten Bram Steenaart en Niels Kingma, beiden op weg naar de top. “Ik deed leuk mee, maar reed al snel tegen mijn grenzen aan, waarschijnlijk ook door twee beenbreuken. Ik was wat bangig, beheerste het spelletje niet zo goed. Hard op kop rijden, dat kon ik vooral aardig. Soms werkte dat in mijn voordeel, soms juist niet. Op de langebaan verging het me beter. Nadat ik als B-rijder naar de derde plaats reed op het NK, werd ik geselecteerd voor een landenwedstrijd. Toen dacht ik: als ik nou gewoon ga focussen op deze discipline, word ik misschien veel beter.”
Zo goed dat IKO jouw ploeg is geworden. En de grenzen van je mogelijkheden als langebaanschaatser zijn nog lang niet zichtbaar.
“Precies. Lekker alleen in de baan en alles wat er gebeurt ligt aan jezelf, dat vond ik leuk en daardoor ging het beter. Het eerste jaar was moeilijk, maar het tweede seizoen voelde ik me al een echte langebaner met veel fietskilometers.”
Yves Vergeer denkt over twee jaar bij de betere schaatsers te behoren. Wat is het grote doel van jou?
“Bij mij is het niet zo duidelijk als Yves het stelt. Dit is mijn derde jaar als langebaanrijder, in mijn eerste jaar senioren mag ik zonder druk ontdekken. Ik probeer zoveel mogelijk te verbeteren. Het is leren van de ervaren jongens. De pr’s die ik aan het begin van dit seizoen schaatste, bevestigden dat ik op de goede weg ben. Welk type rijder er in me schuilgaat, moet ik uitzoeken. De 1500 meter was mijn beste afstand, maar ik draai het volledige allroundprogramma van de ploeg, dat is zo afgesproken met de coaches. Daarbij houden ze me scherp in de gaten om te voorkomen dat ik niet te gek doe. Een voorbeeld: ik moest met Jan en Bart een tien minuten durende trainingsrit vijf kilometer doen op een schema van 6.15. In het begin was dat te veel voor me, reden voor de begeleiding om mij zes minuten op dat tempo mee te rijden. Intussen ben ik zover dat ik die tien minuten dat spoor van die twee kan volgen. Het gaat stapje voor stapje bij IKO. Dat bevalt me.”