“Het was een prachtig seizoen”, blikt Haasjes terug op de winter. “Twee jaar geleden begon ik marathonwedstrijden te rijden bij de C’s. Het eerste jaar was moeizaam, omdat ik nooit veel op het ijs had getraind. Afgelopen winter nam ik het serieuzer. Al had ik nooit verwacht dat het zo goed zou gaan.”
Het waren zijn broers Jurrian (33 jaar), Ronald (28) en Christian (23) die hem inspireerden naast het inlineskaten ook te gaan schaatsen. Zo kan hij zich nog goed herinneren hoe euforisch hij in de trein zat tijdens de Alternatieve Elfstedenwinst van Christian of hoe hij hem naar het rood-wit-blauw schreeuwde in Thialf, minstens zo blij als zijn grote broer. “Als je dat ziet, denk je: waarom zou ik dat niet kunnen? Ik werd inmiddels wat ouder en wilde er ook aan beginnen.”
Bij Arbeidsrecht de Graaf helpt zijn broer Jurrian hem met de schaatstechniek, waardoor hij snel vooruitgang boekt. Aan race-inzicht ontbreekt het de Staphorster niet: hij skeelert al vanaf jonge leeftijd. “Ik ben niet de sterkste, maar kan me makkelijk in het peloton bewegen door het skeeleren. Daar gaat het er veel heftiger aan toe dan op het ijs.”
Voorafgaand aan de winter had Haasjes zich een paar doelen gesteld: Nederlands kampioen worden bij de junioren A, een top-vijf behalen bij de beloften en een wedstrijd op de Weissensee uitrijden. Het eerste plan slaagde net niet, op het NK werd hij tweede achter Chris de Velde. Die andere twee doelen behaalde hij met gemak. Al in de eerste wedstrijd finishte Haasjes als vijfde. In totaal waren er drie vijfde plaatsen en werd hij tweemaal tweede. Bovendien was hij meer dan de helft van het seizoen de drager van het witte pak, als leider van het jongerenklassement. Helaas kon hij die prijs in zijn eerste Beloftejaar niet pakken, door een val in de laatste wedstrijd.
Op de Weissensee finishte Haasjes zowel de Aart Koopmans Memorial (20ste) als het ONK (34ste). Hij had nooit verwacht op het hoogste niveau zo goed mee te kunnen draaien. “Net als mijn broers heb ik aanleg voor natuurijs. Het afzien en zwoegen op de lange rechte stukken ligt mij blijkbaar heel goed. Ook ik heb onderweg wel twintig keer gedacht aan stoppen. Elke keer begon ik toch weer aan een rondje. Ik wilde niet opgeven.”
Van zijn drie broers kreeg Haasjes tips voor zijn eerste bezoek aan het Oostenrijkse meer. “Hoe ik de scheuren moest vermijden en dat ik niet te gek moest beginnen. Meeliften met het peloton, veel uit de wind zitten en verder lekker mee rijden. Ik verspeel weleens te veel energie op de baan omdat ik te graag wil. Dan heb ik geen energie over voor de sprint.”
Haasjes is verliefd geworden op het marathonschaatsen. “Ik snap nu waarom mijn broers dit zo mooi vonden. Het schaatsen zelf is prachtig en van het natuurijs kan ik echt genieten. Die afwisseling met het skeeleren past heel goed. Aan het eind van de winter ben ik klaar met schaatsen en mag ik skeeleren en vlak voor de winter wil ik het ijs weer op. Perfect.”
Komende winter staat Haasjes wederom als onderdeel van Arbeidsrecht de Graaf op het ijs. Hij neemt de tijd zich te ontwikkelen. “Ik ben nog jong en ook vanuit de ploeg werd geadviseerd dat ik eerst een jaar zou meestrijden om de overwinningen voordat ik de stap naar de Topdivisie maak.”
Ook op het asfalt heeft Haasjes voldoende ambitie. “Het grote doel dit jaar is het EK halen en daar goed presteren. Komend weekend wil ik in Heerde aan de bondscoach laten zien dat ik er klaar voor ben en me staande kan houden in zo’n internationaal veld. Deze Hollandcup is voor mij belangrijk, hier wil ik goed rijden.” Helaas voor hem werd hij na het interview ziek en moet hij het weekend aan zich voorbij laten gaan.
Mocht Haasjes zich bij het NK in de kijker rijden, zou hij zich op kunnen maken voor zijn debuut op het EK. Vergeleken met zijn broers is hij een laatbloeier, zo vertelt hij. “Mijn eerste Nederlandse titel bij de jeugd liet lang op zich wachten. Mijn broers werden al nationaal kampioen bij de kadetten, ik pas bij de junioren B. Het was een heerlijk gevoel dat het eindelijk lukte. Ik reed in mijn eentje tegen twee ploegen van drie, met mijn broers aan de kant. Op het moment dat ik ontsnapte, moedigden ze me aan door te gaan. Elk rondje hoorde ik ze schreeuwen. Prachtig.”
Door dat enthousiasme van zijn broers stond Joël al vroeg op de skeelers. “Altijd slingerden er wel skeelers door het huis. Ik trok ze aan om buiten te skaten. Later kreeg ik zelf skeelers en reed ik wedstrijdjes tegen mijn broers. Zij waren een stuk ouder en beter. Inmiddels kom ik dichterbij en wordt het leuker voor mij. Ik heb ze alle drie al eens verslagen, die doelen kan ik afstrepen.”
Het afzien heeft Haasjes daarmee al vroeg geleerd, vastberaden om het in wiel van zijn broers te blijven. “Dat is mijn voorsprong. Doorgaan wanneer ik niet meer kan. En dan nog een keer. Dat heb ik te danken aan al die wedstrijdjes tegen mijn broers.”