Wie in Davos op het ijs stond, voelde meteen de betovering. De lucht was ijl, de bergen leken torens op de achtergrond, en zodra de zon doorbrak glinsterde het ijs als glas. “Op het voormalige ‘snelste ijs’ ter wereld een paar rondjes rijden blijft magisch,” oordeelde Mark Tuitert in 2024 na een bezoek aan de baan. Hij was niet de eerste die dat zo beleefde. Decennialang trok de Zwitserse parel niet alleen topschaatsers, maar ook dromers, liefhebbers en recordjagers.

Zoals Yvonne van Gennip, de drievoudig olympisch kampioene van Calgary, die drie jaar voordat de hemel goud kleurde boven de Canadese stad het Nederlands record op de drie kilometer scherper stelde. Dat voetnootje is de altijd vrolijke Haarlemse allang vergeten, meldt ze meteen met een lach. Maar de naam Davos brengt de spraakwaterval onmiddellijk in beweging. “Het was daar vroeger al geweldig toen ik ’s winters met mijn ouders op skivakantie ging. Vlak bij de baan stonden we met zo’n ‘wintervaste’ caravan, wat het eenvoudig maakte het skiën af te wisselen met schaatsen. Wanneer de zon scheen werd je direct bevangen door dat typische wintersportgevoel. Dat ken je wel hè: heerlijk.”

Van Gennip lijkt weer terug te zijn in de vorige eeuw. Ze herinnert zich een houten gebouw dat heel dicht op de baan stond en een soort nostalgische warmte uitstraalde die ze veertig jaar later nog kan voelen. “Dat ding is nadien afgebrand, waarna het is vervangen door een stenen kantine. De charme verdween erdoor. Ik zie ons, de kernploegleden nog zitten, na de training, onze boterhammetjes oppeuzelend en genietend van de zon, samen met mensen die nog even naar de schaatsers wilden kijken. Dat was het summum. Voor mij was Davos de mooiste ijsbaan die er bestond. Schaatsen op dat harde natuurijs ging als een tierelier.”

Kees Broekman, Wim van der Voort en Fanny Blankers-Koen
Kees Broekman (l) en Wim van der Voort én een bijzondere verschijning op het WK Allround in 1951, Fanny Blankers-Koen (derde van rechts). | Foto: Huub Snoep
Ard Schenk
Ard Schenk, hier in actie tijdens het door hem gewonnen EK van 1972, voelde zich meer dan thuis in Davos. | Foto: Soenar Chamid

Dat kan ook te maken hebben gehad met het gegeven dat Van Gennip er meestal in het tweede deel van het seizoen pas neerstreek. “Het harde trainen had ik op dat moment achter de rug. In Davos was het zaak vorm te kweken, met andere woorden: we mochten niet zo veel meer trainen. Tegelijkertijd ging het veel gemakkelijker, omdat je al zoveel meters had gemaakt. Het gevaar was dat je te veel deed op hoogte, je zo kon vergalopperen en snel ziek kon worden. Daar had ik vaak last van, en dat was weer wat minder. Over het algemeen beleefde ik er prachtige periodes, mede dankzij het weer. Op dagen dat het sneeuwde, kon je echter geen kant op en zat je op je balkonnetje van de hotelkamer de hele dag op een hometrainer te trappen.”

De beroemde natuurijsbaan lag op 1.560 meter hoogte en werd tot 2016 jaarlijks opengesteld. Tussen 1960 en 1992 werden er liefst 72 wereldrecords behaald. Ard Schenk, viervoudig recordhouder in Davos, wist waarom het daar voor hem zo goed voelde. In een interview met NRC in 2020 zei hij: “In Davos kon je ’s avonds naar de bioscoop, je kon er over de boulevard wandelen, er waren cafés en een casino. Niet dat we tot diep in de nacht gingen drinken, maar je had er afleiding. Daarom paste Davos zo goed bij me.” Hij geloofde niet in krampachtig voorbereiden: “Schaatsers die zich de avond voor een wedstrijd al gingen concentreren, heb ik nooit begrepen. Een half uur voor de start begon ik me pas te focussen.”

De unieke sfeer en het open karakter van Davos maakten de beleving anders dan in de modernere, overdekte hallen. Dat is wat Ard Schenk mist aan het hedendaagse schaatsen. “Dan zie ik op televisie een hal met schaarsgevulde tribunes en dan denk ik: wat een fantastische televisiebeelden zou je van een wedstrijd in Davos kunnen maken. Had de internationale schaatsfederatie daar maar wat meer oog voor, dan zou schaatsen aantrekkelijker blijven.”

Eddy Verheijen
Eddy Verheijen, deelnemer aan het EK van 1972. Hij zou als achtste eindigen in het algemeen klassment. Het stadion van Davos puilde uit van de toeschouwers. | Foto: Soenar Chamid

Van kuuroord naar schaatswalhalla

Aan het eind van de negentiende eeuw werd tuberculose gezien als een van de grootste volksziektes van Europa. Voor een remedie bestond nog geen medicijn, maar artsen geloofden dat frisse berglucht en rust de klachten konden verlichten. Davos, een bergdorp in het oosten van Zwitserland, groeide daardoor uit tot een toevluchtsoord voor tbc-patiënten. Eén van hen was de vrouw van de Nederlandse ondernemer Willem-Jan Holsboer. Na haar overlijden besloot hij zich in te zetten voor betere zorg in de regio. Hij bouwde een kuurhotel met voorzieningen voor zieken, waaronder - opmerkelijk - een ijsbaan in de tuin. Die was bedoeld om ook in de winter lichaamsbeweging in de buitenlucht mogelijk te maken.

Wat begon als een medisch initiatief, trok al snel de aandacht van sporters. Het ijs in Davos bleek van uitzonderlijke kwaliteit. Door de hoogte, de kou en de droge lucht was het gladder en sneller dan op veel andere plekken in Europa. In 1894 werd op de baan van Davos het eerste officiële wereldkampioenschap allround georganiseerd. De jaren daarna sneuvelden er regelmatig wereldrecords. Vooral de Noor Peder Østlund maakte furore met rappe tijden, onder meer op de 10.000 meter. Davos werd zo niet alleen een kuuroord, maar ook een van de eerste internationale schaatsbolwerken - een plek waar sport en gezondheid elkaar onverwacht vonden.

Historicus Klaus Bergamin beschreef in Trouw de stilte rond de sanatoria en de zomerse rust op het terras; het landschap stond symbool voor meditatieve ontspanning, met witte sneeuw en de helblauwe lucht. Die winterse omgeving, dat bijna ongrijpbare gevoel van vrijheid en ambitie – het werd het kenmerk van Davos.

Davos van voor de Tweede Wereldoorlog
Schaatsplezier tot in het oneindige: Davos van voor de Tweede Wereldoorlog, groeide ook uit tot een geliefd kuuroord. | Foto: Huub Snoep