1.40,48 zet Stolz op de klok, na een uitstekende rit tegen de wereldrecordhouder. Beune doet het in 1.51,05, via een dominant gereden koers waarin ze precies weet hoe ze opponent Antoinette Rijpma-de Jong op de knieën kan krijgen. Twee vette persoonlijke records, Jordan schaaft er 0,39 af, Joy 0,67. Twee World Cup-zeges in twee dagen. Conclusie: ze staan er prima voor.
’t Kan ook niet anders, oordeelt Beune voor de camera van de nationale omroep, “want de snelheid is er en daar ben ik erg blij mee.” Dat harde rijden compenseert gelijk de foutjes die er onderweg insluipen (‘bij de opening laat ik wat liggen, twee binnenbochten heel slecht aangesneden waardoor ik tijd heb laten liggen’). De positieve punten wil ze evenmin vergeten. “Ik probeer steeds goed te schaatsen en te focussen op de uitvoering. Verder had ik een goede slotronde, m’n verval bleef beperkt en ik heb mijn eigen race kunnen rijden, dat was mijn doel. Dat maakt me tevreden.”
Stolz zal met zijn mening ongetwijfeld in de pas lopen bij Beune. In zijn overvolle schema – hij doet op dag 3 van de wereldbeker de tweede 500 meter en de mass start – komt waarschijnlijk de term winst nergens voor; daar denkt hij alleen maar aan. Zolang dat gebeurt, krijgen twijfels geen ruimte om te woekeren. Net zoals dat voor Beune geldt. “Ik ben weer waar ik wilde zijn”, zo besloot ze de nabeschouwing van haar wedstrijddag. Aan de top, waar het heerlijk vertoeven is, bedoelde ze.
Hoe zit dat dan met Nuis, die sinds het seizoen is begonnen gebiologeerd toewerkt naar het moment om die ene troefkaart met een dreun op tafel te kunnen leggen. Scoren op de Spelen. Daar moet alles voor wijken, daar doet hij alles aan. De net 36 jaar geworden krijger grijpt op de route naar Milaan vooral de grootste uitdagingen aan om te verbeteren, zodat hij die steeds meer ongelijk wordende ratrace tegen de opstomende jeugd kan volhouden.
Neem dat verloren gevecht tegen Stolz. Hij heeft het duel kunnen benutten om de pest uit zijn lijf te verdrijven die er heeft gezeten door de mislukte 1000 meter. De diskwalificatie vanwege een hand op een blokje, na een bijna-val) was tot daaraan toe. Het was de eindtijd die hem zwaar irriteerde, tot in de nachtelijke uren toe. Nuis heeft ver zo van gebaald dat hij in een opwelling een paar keer tegen zichzelf riep dat hij zou kappen, dat hij beter naar huis kon gaan, want dat hele schaatsen was een grote onzin.
“En vanmorgen heb ik gezegd: nu ga ik zo hard als kan tegen Stolz. Tot 1100 meter is dat perfect gelukt. Ik dacht kort na de start zelfs dit loopt fantastisch. Het schaatsen voelde lekker. Om op vrijdag terug te komen: toen reed ik een rondje 24,3, de op-een-na snelste ronde ooit voor mij. Dat was het enige waaraan ik me heb vastgehouden. Je kunt het wel, je kunt het wel..” Nuis pauzeert een tel. “Ik weet ook niet waarom ik steeds die bevestiging zoek.”
Hij legt een niet direct logische link met de snelheden waarmee wordt geschaatst. “Het komt echt aan op het scherp van de snede. Er komen jongens bovendrijven van wie we allemaal nog nooit hebben gehoord. Die rijden zo godsgruwelijk hard.” Daarom heeft-ie zich voorgenomen met Stolz mee te gaan, dat gevecht in. “Het voelde zo vet weer te strijden met hem. Hij zei me na de race: ‘Je hebt me laten schrikken tot de bel klonk’. Het is helaas niet genoeg geweest, want hij kon toch aanklampen en het gat dichten met een sicke eindsprint. Hij beschikt over zo’n grote motor en hoge topsnelheid. Ik moet zo hard mogelijk van hem wegrijden en dan kan hij zich nog sparen. Hoe frustrerend dat ook is: grote klasse van hem. Ik kan er alleen maar m’n petje voor afnemen. Ik weet wel: het zit erin. Hij is niet onverslaanbaar. Oh, nee hoor.”