Terwijl hij de zwaarste werkuurtjes van de week afwerkt, ergens op een steiger vermoed ik, trek ik mijn loopschoenen en strakke loopbroekje aan voor de zwaarste training van de week. En dat is niet die vier uur fietsen, een intensieve interval of weerstandtraining. Het is zelfs erger dan een nat mid-winters rondje Kampen-Heerenveen van vijf en een half uur.

 Als ik de deur uitga voor een sprongtraining in het stadspark, dán sta ik voor de grootste uitdaging in de week. De vijf dagen spierpijn die in het vooruitzicht liggen, de liters zweet die uit mijn lijf gutsen, noch het dronken gevoel in de benen na afloop zijn de boosdoener. Het is de confrontatie tussen twee werelden. Een vrouw en spelend kind, een poepende hond en ik. Een kikkerspringende schaatser. Een malle vertoning in de vroege zomerzon. Een schaatser zonder schaatsen, met slechts hardloopschoenen en zotte bewegingen als instrumenten.

De gekke kikkerspringende schaatser kronkelt door het park. Het is de beste plek nabij de binnenstad van Kampen. Ik zoek altijd het paadje achter de kinderboerderij. Daar staan veel bomen en komen weinig mensen. De kans om gezien te worden is daar het meest gering. Voor iedere oefening kijk ik twee keer om me heen. Achter me, voor me, nog een keer achter me en nog een keer voor me. Als ik me ervan verzekerd heb de enige te zijn binnen een straal van enkele honderden meters, durf ik mijn oefening in te zetten.

Ik ben niet de enige idioot in het stadspark. Zo loopt er iedere dag een oude, onverzorgde man, die een grote, gammele kar achter zich aan trekt. Er ligt een hele boel rotzooi op, waarschijnlijk zijn hele inboedel. De grote sofa die hij meezeult springt het meest in het oog. Wat moet hij met een sofa, op een kar? Het beeld van deze zwerver baart echter weinig opzien ten opzichte van de schijnbaar verwarde, totaal in onbalans geraakte, zich op onverklaarbare wijze voortbewegende ondergetekende.

Alsof een giraffe een dodelijk nekschot heeft gekregen en nog vijf stappen met zijn lange poten maakt voordat hij voor dood op de grond valt, zo onhandig als de glibberende gans op vers natuurijs. En hoe mooi en imposant ver ik ook denk te springen, mijn pogingen zijn als een puppy dat denkt op de bank te kunnen springen, maar duidelijk te kampen heeft met jeugdige overmoed.

Nog één serie. Schaatssprongen, uithijgen, zijwaartse schaatssprong, check. Het gaat lekker, ik raak in een flow. Ik vergeet voor en achter me te kijken, een man en een hond; terwijl ik tijdens mijn kabouterloop naar dubbeltjes lijk te zoeken.