In het coronaseizoen 2020-2021 was Femke Kok op bijna alle 500 meters de snelste. Alleen op het WK eindigde ze een treetje lager. Ook vorig jaar wist ze enkele malen de kortste afstand te winnen, op het EK en het WK Sprint. Met de 1000 meter heeft ze een minder goede relatie.
“Op de 1000 meter kan ik altijd vertrouwen op een goed eerste stuk. Het slot is de ene keer goed en de andere keer niet. Daar moet ik aan werken. Ervoor zorgen dat het einde altijd goed is. Als het niet loopt, is het wel zuur.” Het is voor Kok extra zuur, omdat het er op de belangrijke momenten niet altijd uitkomt.
Vorig jaar eindigde Kok tijdens het Olympisch Kwalificatietoernooi als zesde op de 1000 meter en was ze daarmee ver verwijderd van de vereiste top-3. Ditmaal was het verschil kleiner; slechts 0,07 seconde scheidde de sprintster van de World Cups.
Nog even terug naar zondag, wat ging er mis? “Voor mijn gevoel was ik het gehele weekend niet fel en scherp genoeg. Bovendien had ik een slechte dag, dat heb ik vaker op de 1000 meter. Halverwege was ik helemaal verkrampt en kon ik niet meer bewegen.”
“Ik ging het weekend niet in met superveel vertrouwen. Normaal ga je taperen (je trainingen zo indelen dat je tijdens een toernooi kan pieken, red.) en word je beter. Dit keer heeft mijn lichaam daar niet goed op gereageerd.”
Want ook de 500 meter verliep niet vlekkeloos. Tijdens de eerste omloop (37,70) moest Kok haar meerdere erkennen in teamgenote Marrit Fledderus. Bij de tweede ronde was de rijdster van Reggeborgh weliswaar sneller (37,61), maar eindigde Jutta Leerdam nipt voor haar. “Die ritten waren verre van perfect, niet zoals het hoort. Er zaten genoeg momenten in waarvan ik dacht: oh shit, waar ben ik nu mee bezig?"
“Als ik twee keer goed gereden had en niets zou kunnen verbeteren, dan had het me veel pijn gedaan. Nu was ik niet scherp genoeg, reed ik technisch niet goed en maakte ik fouten. Natuurlijk baalde ik, maar de verschillen waren zo klein.” Geen reden tot paniek dus bij de 22-jarige schaatsster.
Toch moest ze zondag even tot zichzelf komen na haar rit. “Van nature ben ik iemand die zichzelf heel snel de grond in boort en enorm kan balen. Ik zei zelfs tegen mijn coaches dat ik me schaamde voor mijn 1000, omdat ik zo slecht reed. Zij vertelden mij dat ik me nooit mag schamen, ik had immers mijn best gedaan. Ik kan mijn hart bij ze luchten. Zij blijven positief en motiveren me.”
“Nu ben ik weer realistisch en heb ik het een plekje gegeven. De knop moet om en we moeten door, het seizoen is nog superlang. Ik ben erg gebrand om er weer een mooi seizoen van te maken. Ik heb er veel zin in.”
De spring-in-'t-veld blijft positief. “Afgelopen weekend kan me ook zeker helpen. Tijdens de Spelen mocht ik de 1000 niet rijden, waarna ik op het WK Sprint twee keer een goede reed, omdat ik wilde laten zien dat ik het wel kan. Door deze tegenslag word ik op scherp gezet. Met mijn coaches gaan we nu wat dingen veranderen, misschien iets meer trainingsprikkels voor zo’n toernooi zoeken.”