Het toernooi bestaat uit een 1500, 500 en 1000 meter en een superfinale over 3000 meter. Per afstand kunnen rijders zich via voorrondes, kwartfinales en halve finales uiteindelijk kwalificeren voor de finale.
Er wordt gereden volgens een afvalsysteem, alleen de eerste twee rijders in een race plaatsen zich voor de volgende ronde. Soms gaan in eerste rondes ook enkele rijders met een snelste derde tijd door.
Een shorttracker die weet door te dringen tot alle finales, zowel individueel als met het team, heeft aan het einde van het toernooi zo’n 16 (!) races in de benen
In de finales kunnen finalepunten worden verdiend. De winnaar verdient 34 punten, de nummer twee 21 punten, etc. (puntentelling: 34, 21, 13, 8, 5, 3, 2, 1). Een rijder die bestraft wordt met een penalty (oude term diskwalificatie) of een rijder die niet finisht, verdient geen finalepunten.
De acht schaatsers met het hoogste aantal finalepunten na drie afstanden gaan van start in de superfinale over 3000 meter.
In de superfinale wordt na 1000 meter een tussensprint gehouden. De winnaar krijgt 5 punten extra, mits de schaatser ook finisht. De shorttracker met de meeste punten na vier afstanden wordt kampioen.
Ook de teams strijden tijdens het EK om de titels. Een team bestaat uit vijf schaatsers. Iedere race worden vier schaatsers per team ingezet. De rijders wisselen elkaar af door een duw, waardoor er hoge snelheden kunnen worden bereikt.
De dames rijden 3000 meter, de heren 5000 meter. Ook op de aflossing wordt volgens het afvalsysteem gereden. De voorrondes op vrijdag, halve finales op zaterdag en de finales op zondag.