Ik zag mezelf op de hoogste trede van het erepodium met de lauwerkrans om mijn schouders. Met tranen in de ogen van blijdschap luisterde ik naar het Wilhelmus, kijkend naar de Nederlandse driekleur die tergend langzaam werd gehesen. Toegejuicht door duizenden supporters reed ik mijn ereronde…
Margot Boer had het zondagmiddag in Berlijn na afloop van de tweede wereldbekerwedstrijd van dit seizoen over een ‘pietlullig’ wedstrijdje. Wat pietlullig ook moge betekenen, ’t is een prachtig woord.
Het was erg pietlullig om als tv-kijker almaar te moeten raden naar de eindtijden van de schaatsers. Nog veel pietlulliger was het dat ook rijders moesten gissen naar hun eindklassering.
Van de allergrootste pietlulligheid - en het dieptepunt van Berlijn - was de ploegenachtervolging. Zolang de ISU dit spectaculaire nummer als een verplichte bijprogramma-act blijft beschouwen, zal het nooit wat worden met die ploegenachtervolging. Kom op ISU: verzin een spannende competitie. Wijd een aantal pre-wedstrijddagen aan voorronden, verspreid over het seizoen. Met kwartfinales, halve finales en een finale die leiden naar de wereldtitel met een flinke geldprijs. De manier waarop de ploegenachtervolging ons nu wordt voorgeschoteld is een Olympisch onderdeel onwaardig.
Ondanks alle pietlulligheid kende Berlijn vele hoogtepunten. Het verrassende zilver op de 1500 meter voor de 19-jarige Noorse Ida Njatun. De indrukwekkende zege van de Amerikaanse Jilleannne Rookard op de 3000 meter. De tweede plaats van haar landgenote Heather Richardson op de 1000 meter. De Fin Pekka Koskela , die vanuit de B-groep zegevierde op de tweede 500 meter. Het zilver voor Jan Smeekens, op slechts een honderdste van het goud. Havard Bokko, zichtbaar blij met zijn zege op de 1500 meter. En Margot Boer met haar vaste plaats op het podium.
Je hoeft geen wereldkampioen te worden om je voor een moment wereldkampioen te vóelen. En ‘pietlullig’ kan wat mij betreft worden toegevoegd aan de lijst met nieuwe woorden.