Een overblijfsel uit mijn jeugd, toen mijn broertje en ik zondagavond om 19 uur met mijn vader op de bank ‘moesten’ zitten. Heilige tijd. Vooral niet proberen om voor de televisie langs te lopen. Alsof mijn moeder en ik een doelpunt op afstand konden ruiken, overkwam ons dat natuurlijk net op zo’n moment.

Maar dat is niet waar ik me op de tribune zorgen om hoefde te maken afgelopen zaterdag, al zal ik eerlijk bekennen dat ik ook een doelpunt gemist heb omdat ik toevallig de andere kant op keek.

Gedurende het tweede deel van de eerste helft, dat gekenmerkt werd door balverlies aan beide zijden, begon ik me af te vragen wat er in de pauze gezegd zou worden tegen beide teams. En of we daar iets van terug zouden zien in de tweede helft. Dat gebeurde, iedereen was een stuk scherper.

Het lijkt me zo handig, om halverwege de wedstrijd te kunnen bekijken of je je tactiek moet aanpassen. In het kunstrijden is het vrij lastig om halverwege iets anders te gaan doen, omdat je aan allerlei regels vastzit met betrekking tot het aantal elementen, aantal herhalingen, enzovoorts.

En niet te vergeten je ‘planned program’ waarmee het technisch panel in handen zit. Nee, halverwege je kür het over een andere boeg gooien, leidt bij de meeste rijders niet tot succes.

Een ander verschil met de voetballers is ook dat je, als je het over een andere boeg wilt gooien, je dat als rijder helemaal zelf moet gaan uitdenken. Je hebt niet even een kwartier de tijd om dat rustig met je coach door te nemen.

Sowieso heb je als coach weinig meer in te brengen als een rijder eenmaal begonnen is. Schreeuwende trainers, al dan niet met instructies, zien we bij een kunstrijwedstrijd vrij weinig. Al zijn er natuurlijk uitzonderingen.

Bij kleine kinderen die hun kür kwijt zijn, wil het nog weleens nodig zijn om druk gebarend ze de juiste kant op te sturen en wat steekwoorden te noemen als ze met tranen in hun ogen richting boarding komen. Bij de oudere rijders dring je meestal niet meer door als ze eenmaal bezig zijn.

Een time-out zou af en toe wel wenselijk zijn, maar dat is natuurlijk niet ‘part of the game’. Tijdens één van mijn wedstrijden had ik bij de laatste sprong eindelijk weer uitgevonden hoe drievoudig springen ook alweer moest, maar toen was mijn kür afgelopen. Op dat moment had ik nog wel een keer opnieuw willen beginnen. Of in ieder geval een tweede helft kunnen spelen.