De IJsselcup wordt verreden in zijn traditionele vorm, als wedstrijd over 500 en 1500 meter voor de mannen en 500 en 1000 meter voor de vrouwen. Daarnaast worden twee nieuwe wedstrijdelementen toegevoegd: een teamsprint en een afvalkoers, zoals die ook bij het baanwielrennen worden verreden.
In 1962 werd de IJsselcup voor het eerst verreden. De jaren daarna trok de wedstrijd traditiegetrouw de grote namen naar Deventer, zoals Ard Schenk, Kees Verkerk, Hilbert van der Duim en Yvonne van Gennip. De schaatsers konden na een lange zomer in Deventer voor het eerst hun krachten op het ijs weer onderling meten. Ook het publiek was nieuwsgierig hoe hun helden er in het nieuwe seizoen voor stonden. De IJsselcup kon zich dan ook altijd op een grote publieke belangstelling verheugen.
Na 38 edities werd de IJsselcup door het NK Afstanden van de overvolle schaatskalender gedrukt. In 2006 en 2007 keerde de wedstrijd terug als ploegenachtervolging, waarbij langebaan- en marathonteams tegen elkaar streden. Sportief gezien was dit een groot succes, maar in de jaren daarna waren het wederom kalendertechnische problemen die een nieuwe IJsselcup in de weg stonden.
Nu biedt de nieuwe overkapping van de Scheg uitkomst. Door het dak kan de Scheg al vroeger in het seizoen een goede ijskwaliteit garanderen, waardoor er plotseling wél ruimte is om de openingswedstrijd van het seizoen als vanouds in Deventer te organiseren. In samenwerking met de KNSB kijkt de Deventer IJsclub hoe ze de IJsselcup in de toekomst niet alleen als selectiewedstrijd voor het NK Afstanden kunnen inzetten, maar ook als ‘kraamkamer’ van nieuwe wedstrijdelementen.