Na de eerste editie in 1909, die nog het karakter had van een tot wedstrijd gepromoveerde toertocht van beschaafde jongelieden, werd de tocht van 1912 op het scherpst van de snede uitgevochten. Je kunt zelfs stellen dat hij leidde tot een kleine Fries-Hollandse schaatsoorlog.
Wat was het geval? De tocht werd gewonnen door de destijds ongenaakbare Coen de Koning, die in 1905 in Groningen al wereldkampioen op de langebaan was geworden. Geheel in strijd met de destijds hoog gepropageerde sportiviteit, beschuldigde nummer twee, de Friese sergeant Jan Ferwerda, De Koning na afloop van vals spel.
In Hindeloopen (er werd in 1912 nog “om de Noord” gereden, dus eerst naar Dokkum en Franeker) had De Koning, geheel volgens het reglement, een gids gehuurd om hem over de meren naar Sloten te begeleiden. Zijn mede-koplopers, de Friezen Ferwerda, Swierstra en Keizer, kenden de meren op hun duimpje en hadden dus geen gids nodig. De twee gulden vijftig die gids Klinkhamer vroeg betaalde De Koning uit eigen zak.
Volgens Ferwerda –hier beginnen de overleveringen uiteen te lopen- maakte het viertal de afspraak om bij elkaar te blijven tot Sneek, om er pas daarna “om te rijden”. Maar wat gebeurde er volgens Ferwerda, die zijn beschuldigingen zelfs in een boekje liet uitgeven, na de controle in Sloten? “Eensklaps merkten wij dat Klinkhamer en De Koning waren begonnen te spurten. Ik vroeg Keizer wat hij er van dacht, doch deze verdedigde de heer De Koning en zeide, dat hij hem niet in staat achtte, om zich op zulk een wijze aan onze afspraak te onttrekken.
Hij zou aanstonds zijn vaart wel weer minderen en ons inwachten. Niets van dat alles gebeurde, de heer De Koning, achter zijn reuzenschipper, was en bleef aan het spurten.” Uiteindelijk weet Ferwerda zijn tegenstrever in Sneek weer te achterhalen. Na de controle bij de Waterpoort is Ferwerda zelfs het eerste weg. Maar dan valt hij in een grote plas water en is verder kansloos. Als Ferwerda drijfnat als tweede aankomt, dient hij direct een protest in.
Niet omdat De Koning de afspraak zou hebben geschonden - daar had het bestuur natuurlijk geen boodschap aan - maar omdat hij zich door zijn “reuzenschipper” zou hebben laten trekken. In zijn nooit uitgegeven schaatsmemoires schrijft De Koning over de huldiging: “Het was stil, ijzig stil. De voorzitter wenste mij geluk met het behaalde succes en wilde mij de gouden medaille ter hand stellen. Ik weigerde hem te accepteren en sprak als volgt tot het bestuur en het publiek:
“Geacht bestuur, dames en heren. Ik heb vele overwinningen behaald en alle prijzen heb ik in een eerlijke strijd gewonnen. Doch als ik deze prijs aanvaard, dan rust daar een smet op. Want al heeft het bestuur het protest van de heer Ferwerda afgewezen, er zou voor mij toch een smet aan blijven kleven. Daarom accepteer ik deze prijs niet. Op voorwaarde dat er een grondig onderzoek door het bestuur zal worden ingesteld en als blijkt dat ik eerlijk heb gewonnen, waaraan ik geenszins twijfel, dan zal ik de prijs gaarne ontvangen.”
De Koning wordt door het bestuur in het gelijk gesteld en neemt alsnog de gouden medaille in ontvangst. “Maar zelf was ik niet tevreden,” zo schrijft hij veertig jaar later. “Er knaagde wat in mijn binnenste. Ik wilde zo spoedig mogelijk revanche nemen, maar ik moest daarop vijf jaar wachten.” Op 26 januari 1917 is het zover. Op weg naar Veendam, waar het Nederlands kampioenschap langebaan zou worden gehouden, hoort De Koning in Leeuwarden dat die zaterdag ook de Elfstedentocht zal worden verreden.
Als hem verteld werd dat ook een zekere Jan Ferwerda aan de start zal staan, is zijn keuze snel gemaakt: om zes uur ’s ochtends staat Coen de Koning aan de start van de derde Elfstedentocht. Daar ontwaart hij Jan Ferwerda, en bijt hem de meest historische woorden uit de Elfstedengeschiedenis toe. Dat de doodskist niet besteld hoeft te worden, spreekt voor zich.
De Koning wint de tocht na een solo van meer dan 150 kilometer en komt met bijna een half uur voorsprong op Sjoerd Swierstra in Leeuwarden aan. De arme Jan Ferwerda verliest bijna twee uur en finisht als zevende. Hoe ongekend snel De Koning in 1917 rijdt, ondervindt cameraman Willy Mullens, die voor het eerst de Elfstedentocht op film wil vastleggen.
Als Mullens om half tien in Franeker (er werd in 1917 nog “om de Noord” gereden, dus eerst naar Dokkum) de komst van de eerste rijders wil filmen, is De Koning al gepasseerd. Dankzij de stoomtrein lukt het Mullens nog net om De Koning op tijd in Hindeloopen op te vangen. De beelden die hij daar vastlegt, zijn de oudste filmbeelden van de schaatssport in Nederland. Kijk en lees HIER meer over de eerste Elfstedentochten.