Buiten vallen de mussen van het dak, op het ijs van Thialf heeft Jeremy Wotherspoon net een training met zijn Noorse ploeg achter de rug en schuift hij aan voor een kop koffie en de vraag die hem voorgelegd wordt. Hij neemt tijd. “Ik wil niemand vergeten, maar ook geen schaatsers noemen met een paar goede races. Ze moeten een langere periode in de top actief geweest zijn.”
En een ander aspect van deze moeilijke vraag: de 1000 meter is weliswaar een afstand die tot het sprinten gerekend wordt, maar ziet Wotherspoon dat ook zo? "Ik zou de 1000 meter niet eens een echt sprintnummer willen noemen", zegt hij na een moment van bezinning. "Shani Davis was bijvoorbeeld een geweldige schaatser, maar ik zou hem niet een rasechte sprinter noemen. Verder heb je mannen als Erben Wennemars, Pekka Koskela en anderen die mooie dingen hebben laten zien. Maar mijn lijstje begint met deze man..."
“In zijn hoogtijdagen was Hiroyasu Shimizu een klasse apart op de 500 meter. Tegenwoordig moet je alle facetten van die afstand beheersen. Je wint het niet meer met een goede 100 meter. Veel jongens konden snel openen, maar reden vervolgens geen goede ronde. Shimizu heeft de lat een stuk hoger gelegd op die afstand. Hij was ook een van de weinigen die op beide soort schaatsen heeft gewonnen.”
“Dit is zo’n schaatser van wie ik het jammer vind dat ik zelf niet met hem geschaatst heb: Dan Jansen. Het zou mooi zijn geweest om nog een tijdje samen te hebben gereden. Technisch gezien was hij veel beter dan zijn generatiegenoten. De manier waarop hij reed: hij gebruikte zijn lichaam heel goed. Er zijn mensen die ontzettend snel bewegen, maar Jansen reed technisch gezien beter. Dan is zo’n beetje de enige rijder uit die tijd die ik nu als ‘model’ zou gebruiken in de trainingen met mijn schaatsers. Op klapschaatsen zou hij nog steeds heel snel zijn.”
“Jan Bos hoort er volgens mij ook bij. Hij was de eerste Nederlander die een WK Sprint op zijn naam schreef. Hij groeide uit tot een goede sprinter, terwijl Nederland niet heel veel sprinters had. Ze deden mee, er was een team, maar Nederland werd niet echt gezien als een sprintland zoals dat wel voor Japan gold. Jan heeft het sprinten in Nederland echt naar een hoger plan gebracht. Dat werd steeds belangrijker en de grote ploegen begonnen zich daar ook meer op te richten, zodanig dat de kortere nummers konden concurreren met het allroundwerk.”
De vijfde plek is een gedeelde tussen twee schaatsers: “Pavel Kulizhnikov is best goed. Er hangt een zweem rond hem vanwege dopingperikelen, maar daarom wil ik hem niet uitsluiten. Er zijn wellicht ook anderen geweest die vals gespeeld hebben. Hij hoort er zeker bij. Ik zet hem naast Lee Kyou-hyuk. Hij was wellicht de meest constante over een heel lange periode. Ik denk dat iedereen hem zou vergeten, al weet ik niet waarom.”