"Het was een frisse morgen in januari," zo begint Mulier zijn schaatsverhaal, "de klok op de oude Amsterdamsche Poort wees half 9; de baanvegers hadden zo juist "de baan er door" en keken met voldoening naar de met warm water dichtgemaakte scheuren van de vorige dag. Een paar strobruggen lagen van de wal op het ijs en een drietal tentjes bood gelegenheid tot aan- en afbinden. Reeds rijden een paar dames op en neer, een cavalier in fluwelen korte broek en grijsblauwe blokjes-kousen bindt zich een paar beste IJlsters (merk schaatsen, MK) aan en een aardig blond jong meisje heeft alle moeite om een overigens zeer beleefd jongmens aan het verstand te brengen, dat ze zélf haar schaatsen aan wil doen."
Mulier rijdt met zijn gezelschap over het IJ naar Zaandam. "Weer gingen we verder, steeds in gezelschap van de slampampers en passeerden Buiksloot, waar veel volk op ’t ijs was. Een diamantslijpertje op z’n vaders schaatsen blokzijlde ons tegemoet, voorzien van een enorme sigaar in een ganzen pijpje. Hij keek naar ons alsof hij zeggen wou: "Zie je me wel."
"Te Broek in Waterland gingen we onder een massa bruggetjes door en zagen een glimp van al de nette huisjes, alles keurig in de verf en met tuintjes omgeven, waarin kleine windwijzers op lange latten stonden. "Nou mô-we hier langes!" zei de man met de hoed en wees meteen met zijn duim achter zich, terwijl hij, op z’n twee metgezellen wijzende, zei: "Ze kraige d’r niks van!" "Waarvan niet?" vroeg het voorste paar van ons gezelschap, dat plezier kreeg in onze Cicerone. "Van d’arfenis niet, we gaan op begraffenis, weet-u." Weer reden we een tijdlang op moeilijke wegen, soms slootjes die in het midden doorgezakt, een hoek van 90° vormden, doch onze dames zijn stevige rijdsters en mevr. P. vraagt een eindweegs verder: "Wil ik eens voorrijden Anna?" hetgeen wordt afgeslagen. Eindelijk weer een bredere baan en na nog een paar bruggetjes gepasseerd te hebben zijn we op de vaart die naar Monnickendam voert. In een tentje rusten allen uit. De dames wisselen angstige blikken, als de anijskommen op tafel komen. De directeur en chef heeft ze wel is waar met "de duim" een reinigende zwaai gegeven, doch helder is ’t niet."
Via Monnickendam rijdt Mulier met zijn gezelschap over de Gouwzee naar Marken, om dan over de bevroren Zuiderzee helemaal naar Muiden te rijden. Vandaar gaat de tocht via Muiderberg weer naar Monnickendam, om uiteindelijk via Edam, Purmerend en Zaandam weer over het IJ in Amsterdam terug te keren.
De Waterland-Oosttocht is de meest klassieke toertocht in Waterland en werd in 1963 voor het eerst georganiseerd. De tocht, ook wel ’Waterlands mooiste’ geheten, voert langs de idyllische dorpjes Ilpendam, Monnickendam, Broek in Waterland, Zunderdorp, Schellingwoude, Holysloot en Zuiderwoude. De tocht is, net als de Waterland-Westtocht, zo’n 75 keer georganiseerd, en kon ook afgelopen winter worden gereden.
Van de hand van schrijfster en schilder Aafke Steenhuis verscheen afgelopen week het bijzondere boekje "Winter in Waterland," met de poëtische ondertitel "Een schaatshooglied." In prachtige tekeningen en beeldende tekst heeft Steenhuis een ode gebracht aan het meest klassieke schaatslandschap van ons land: "Als een vorstin richt ik mijn vorsende blik over polders, oevers en hemel. Soepel en lenig rij ik door mijn koninkrijk. Verjongd van lijf en geest. De vorst van mijn verlangen is terug, mijn oog wordt niet verzadigd van zien, mijn oor wordt niet vervuld van horen." (Aafke Steenhuis – "Winter in Waterland, een schaatshooglied" – uitg. Philip Elchers, Groningen 2012)
Al in 1917 is er voor het eerst een schaatstocht van Amsterdam naar Waterland gefilmd. De beelden zijn te zien op de website van het Eye-filmarchief: