Inline-skaten – of ‘roller sports’ zoals het officieel wordt genoemd – maakt samen met squash, wushu, sportklimmen, honkbal/softbal, karate en wakeboarden kans om worstelen te vervangen bij de Zomerspelen van 2020, die zullen worden gehouden in Istanbul, Tokyo of Madrid. Overigens houdt worstelen ook nog steeds hoop om zichzélf op te volgen.
Waar in landen als Iran de degradatie van worstelen als een nationale ramp wordt gezien, kan het voor de Nederlandse olympische successen alleen maar goed zijn. ‘Wij’ wonnen nog nooit een medaille in deze edele vechtsport.
Waar Nederland juist steeds beter in wordt, is inline-skaten. Dat werd nog maar eens duidelijk bij het laatste WK in het Italiaanse Ascoli Piceno en San Benedetto del Tronto, dat voor ons land het meest succesvolle ooit werd met acht plakken (twee gouden) en een vijfde plek in het medailleklassement.
Frisse sport
En laat dat WK in 2012 nou juist het toernooi zijn geweest waar het IOC kwam kijken of de sport past in het vierjaarlijkse miljardenfeestje.
Voorzitter Sabatino Aracu van de Internationale Roller Sports Bond (FIRS) dacht in ieder geval van wel. “We geloven dat we een jonge, frisse sport zijn, die alles in zich heeft om olympisch te worden”, zei de Italiaan. “Nu is onze kans om te laten zien aan het IOC welke bijdrage wij kunnen leveren aan de olympische beweging.”
Maar is de wereld wel klaar voor deze ‘jonge, frisse sport’? Een poll bij een artikel op de site van de Los Angeles Times woensdag doet het ergste vermoeden. Op de vraag ‘Welke sport zou jij aan de Zomerspelen willen toevoegen?’, werd de optie ‘Roller sports’ met minder dan 2 % van de stemmen als een van de minsten gekozen. Ook mijn ene stem hielp niet veel.
Michel Mulder
En dat is toch jammer. Want gezien de resultaten van het afgelopen jaar zou Michel Mulder voor een haast unieke prestatie kunnen gaan.
Uitzonderlijk is het al dat de 26-jarige Nederlander binnen een jaar wereldkampioen werd op inline-skates (op de 500 meter) en op schaatsen (bij het Essent WK Sprint). Nog uitzonderlijker zou het zijn als iemand ólympisch kampioen zou worden in de zomer en in de winter.
Alleen Eddie Eagen is dat tot nog toe gelukt. De Amerikaan won in 1920 goud bij het boksen en in 1932 bij het bobsleeën. Eagan was al 35 toen hij in Lake Placid – inderdaad, dezelfde plaats waar Eric Heiden 48 jaar later geschiedenis zou schrijven op de schaatsbaan – het snelste naar beneden gleed in een viermansbob.
In 2020 is Michel Mulder pas 34. Misschien is het tijd voor een nieuwe droom.
Daan de Ridder is redacteur en verslaggever van schaatsen.nl