Toch zat hij af te tellen naar zijn pensioen. "Hoe kan dat?", vroeg ik mij af. "Als je je werk zo leuk vindt waarom kijk je dan uit naar het moment om te stoppen?" "Nou", vertelde hij mij, "de mensen om mij heen worden steeds jonger. De aansluiting met mijn collega’s wordt steeds moeilijker, maar het belangrijkste van alles, de motivatie en de ambitie naar vooruitgang en groei is verdwenen."
Hij zei dat z’n kaarsje uitging. Het klinkt nu wat deprimerend, maar hij had een mooi verhaal te vertellen op de verjaardag.
Ik heb ook een mooi verhaal en totaal niet deprimerend, maar ik ben aan het vechten tegen mijn kaarsje dat dreigt uit te gaan. Toen ik vijftien jaar geleden doorbrak was motivatie vanzelfsprekend.
Ik reisde het hele land af en zat zeven per week uren in de trein om bij alle trainingen aanwezig te kunnen zijn. Als ik dan ’s avonds thuis kwam keek ik shorttrackfilmpjes en was ik bezig mijn materiaal. Daarna lag ik in bed en durfde ik te dromen over grootse resultaten.
Bij iedere wedstrijd was het niet de vraag of ik me kon opladen, maar vooral wat ik kon leren om het snelst mijn doelen te bereiken. Ook de keuze die ik zes jaar terug maakte, om een tijdje in LA te gaan trainen, kwam voort uit motivatie. Ik zat fysiek aan de top en wilde alleen maar meer trainen.
De coach van toen kon mij, onder andere vanwege de grote groep jongere rijders, niet op dat hoge niveau prikkelen. Mijn reis naar het buitenland is me toen niet door iedereen in dank afgenomen.
Nu zijn de tijden anders. We hebben een team gretige rijders met zeer sterke, volwassen sportlichamen. Dat wordt benut door de coach door er soms een schepje bovenop te gooien.
Ik voel me daarentegen fysiek en mentaal wat afglijden. Ik kijk uit naar het leven na de topsport en heb na drie – of soms zelfs vier – trainingen op een dag meer moeite om me op te laden voor de volgende fysieke of mentale prikkel.
Er is daarnaast nog meer veranderd. Niet alleen individueel zijn we volwassen geworden, maar als team zijn we dat ook. Er is begrip voor hoe ik mij voel als ik er doorheen zit en er is begrip als iemand een krachttraining anders invult. We weten dat iedereen zijn uiterste best doet om er het maximale uit te halen. Het is de groei van een groep concurrerende talenten naar een hecht team dat met elkaar kan praten en elkaar helpt.
Daarom hoef ik niet te vechten tot het bittere einde. Dit proces geeft mij zoveel moois dat ik het niet erg vind om vaak stuk te gaan. En dat geldt niet alleen voor mij, maar ook voor mijn teammaten. Die reden gaat, denk ik, net het laatste stapje zijn dat ervoor zorgt dat het einde niet bitter, maar misschien juist mierzoet zal zijn.
Tot het zoete eind!
Niels Kerstholt is shorttracker en lid van de nationale selectie