Ik keek hem in de ogen en ik wist dat het goed zat. Hij had een mooie brede rug, blauwe ogen en een perfect opgevoerd motortje. Ik gaf hem een hand, hij pakte de mijne. We stelden ons voor, maar geen van beide verstond iets van de naam. Het maakte niet uit, het geluid van zijn motortje klonk ook fantastisch en Google zou hem een dag later vast wel kennen.

Stayeren was toegestaan, eigenlijk verplicht. Hij voorop, om te zorgen voor de perfecte lijn. Mijn taak? Plakken met mijn voorwiel tegen zijn mooie blauwe spatbord.

Het startschot had geklonken en Bedum had de primeur. Tien marathondames, tien stoere mannen en tien dikke, vette ronkende derny’s. Daar waar we normaal de strijd aangaan op het ijs, werd het nu een strijd op de fiets. Een strijd van vrouw tegen vrouw in een spel die derny-coureurs als geen ander kennen.

Af en toe keek hij even over zijn schouder "Gaat ie?" "Jaaaahhh, gas erop", kreeg hij als antwoord terug, waarna hij nogmaals zijn hoofd over zijn schouder wierp en mij zijn mooie brede lach liet zien. Dertig minuten lang waren wij één, hij voorop, ik daarachter. Volgen moest je, afhaken was geen optie, wij gingen voor de winst.

Met de finish in zicht was het spel gespeeld. Ik moest nog even uit het zadel komen om dik boven de vijftig kilometer per uur zijn wiel te kunnen houden, maar het was genoeg. Hij stak zijn hand in de lucht en ik was kapot. Onze wegen eindigden bovenop het podium, samen aan de champagne en daarna heb ik hem nooit weer gezien. Zijn weg ging terug naar Harderwijk, althans dat stond er achterop zijn spatbord. Ik bleef achter met Google in Bedum. Ik typte in "derny Harderwijk" en ging naar afbeeldingen.

Jerry, wanneer gaan we weer?