Met een wereldrecord punten veroverde Michel Mulder de wereldtitel sprint. En wat te denken van de droomtijd die Thijsje Oenema op de tweede 500 meter op de klokken bracht: 37,06, een fantastisch Nederlands record.

Toen ik vorige week woensdag aankwam in Salt Lake, gingen mijn herinneringen echter vooral terug naar 2002. Die twee weken in februari, waarin Jochem Uytdehaage en Gerard van Velde schaatsgeschiedenis schreven. Natuurlijk, Uytdehaage kwam uit het niets en verraste alles en iedereen door twee keer olympisch goud en een maal olympisch zilver bijeen te schaatsen. Maar wat de huidige coach van de kersverse wereldkampioen sprint Michel Mulder elf jaar geleden flikte, sprak nog meer tot de verbeelding.

Want stel je eens voor. Je schaatst de sterren van de hemel. Je kunt je aardig meten met de wereldtop, hoewel je de hoogste trede nog niet bereikte. Maar geen nood, je beste jaren moeten nog komen. Je voelt dat je sterker en sterker wordt.

En dan komt daar opeens de klapschaats, een revolutie op schaatsgebied. Rondentijden op alle afstanden vliegen naar beneden. Wereldrecords worden aan diggelen gereden. Maar jij voelt je doodongelukkig op die dingen. Wat je ook probeert, het lijkt wel of je alleen maar langzamer gaat.

En als je een keer op snelheid komt, houd je de bocht niet en gaat genadeloos onderuit. Je wordt links en rechts gepasseerd door collega’s, waarvan je nog nooit hebt gehoord. Je ploetert en ploetert. Je voelt dat het er aan zit te komen, maar je hebt tijd nodig. Tijd om aan die ondingen te wennen.

Maar die tijd word je niet gegund. Ook niet door de mensen die je tot voor kort op handen droegen. Coach Peter Mueller, die je zelfs vergeleek met Dan Jansen, heeft je niet meer nodig. Een desillusie rijker verlaat je het langebaanschaatsen en gaat wat anders doen.

Dit rampscenario overkwam namelijk Gerard van Velde. De wereldtopper op de conventionele schaats zette in maart 1998 een punt achter zijn carrière en stortte zich op zijn andere passie: het in- en verkopen van exclusieve auto’s.

Rintje Ritsma was in 1999 één van de klanten van ’autohandelaar’ Gerard van Velde. De Fries haalde de gestopte sprinter over terug te keren op het ijs. Het betekende het begin van één van de meest opmerkelijkste comebacks in de vaderlandse sportgeschiedenis. Een comeback, die op zaterdag 16 februari in Salt Lake City met olympisch goud op de 1000 meter werd bekroond.

En dat gebeurde op een moment dat Van Velde nergens meer op rekende. Hij had net de teleurstelling weggeslikt van de 500 meter. Daarop was hij tot grote ontsteltenis van zichzelf vierde geworden. Weer vierde, een plaats die Van Velde vervloekte. Hij was namelijk al zo vaak vierde geworden. "Ik word er strontziek van", verwoordde Van Velde zijn gevoelens na die sprint in de Olympic Oval. "Een bronzen plak was de kroon op mijn carrière geweest en daar was ik zo dicht bij. Maar het mag kennelijk niet."

Van Velde nam zich voor zijn tweede en laatste olympische afstand, de 1000 meter, relaxt te rijden, maar wel alles te geven, zodat hij zich later niets kon verwijten. Met 1.07,18 reed hij echter de race van zijn leven. Een nieuw wereldrecord, dat uiteindelijk goed was voor olympisch goud.

Gerard vertelde in het perscentrum destijds zijn verhaal. Een verhaal dat las als een jongensboek. Een jongensboek met een happy end. En laat dat jongensboek nu elf jaar later op dezelfde plaats een fantastisch vervolg krijgen. Ook dit verzin je immers toch niet: je wordt schaatscoach en boekt uitgerekend op de ijsbaan waar jij je grootste triomf vierde, met een van je pupillen je eerste grote internationale succes. Van Velde was er zondagavond beetje beduusd van: "Ik hoopte dat dit hier in Salt Lake zou gebeuren. Maar dat het dan ook werkelijk gebeurt, is eigenlijk onvoorstelbaar."