Als we de medailles behaald op de WK Afstanden sinds de invoering van deze wereldkampioenschappen in 1996 vergelijken met de medaillescore een jaar later bij de Winterspelen, valt op dat de Nederlandse schaatsers slechts één keer een hogere score op de Olympische Spelen haalden dan bij het “test-event” een jaar eerder.

Van de vier keer dat de vergelijking te maken is, viel alleen de medaillescore op de Winterspelen in 2002 in Salt Lake City gunstiger uit ten opzichte van het WK Afstanden een jaar eerder. In Nagano in 1998 en in Vancouver in 2010 werden er minder medailles behaald dan bij de wereldkampioenschappen Afstanden twaalf maanden eerder. In 2005 en 2006 stond de teller na de WK Afstanden en de Olympische Winterspelen exact op hetzelfde aantal: negen stuks. Het verschil zat hem alleen in het aantal zilveren en bronzen plakken.

Het medaille-overzicht op de WK Afstanden versus de Winterspelen ziet er als volgt uit:

* Inclusief medaille(s) ploegachtervolging

Statistisch is er nog niet erg veel vergelijkingsmateriaal om een voorspelling voor het aantal langebaanmedailles bij de Winterspelen in Sotsji te kunnen doen. De dertien behaalde medailles bij de WK Afstanden in het Adler-stadion zijn exact het aantal dat in 1997 bij de wereldkampioenschappen per afstand in Warschau werd gescoord. Een jaar later ging de Nederlandse ploeg in Nagano met elf Olympische langebaanplakken naar huis, het hoogste aantal dat tot nu toe bij de Winterspelen werd behaald.

De dertien behaalde Nederlandse medailles bij de WK Afstanden in Sotsji waren grotendeels “zekerheden”, al was het zilver van Lotte van Beek een verrassing. Op de 1000 en 1500 meter bij de mannen zat het niet mee en dat gold ook bij verschillende afstanden bij de vrouwen. We hebben zeker kansen. Net zo veel kans als Denis Kuzin, Olga Fatkulina en Denis  Juskov, want op de Spelen heb je altijd verrassingen.

Dertien langebaanmedailles volgend jaar is dan ook zeker geen Olympische droom, en dat is geen 1 april grap!