We schrijven de winter van 1933. Hoewel ze het thuis allesbehalve breed hadden, kregen Toos en haar oudste zus ieder een gulden mee om aan schoonrijwedstrijden in de Beemster mee te doen. "Om reisgeld uit te sparen ging mijn zus op de schaats naar de wedstrijden", aldus Toos. "Ik ging met de bus. Dat kostte 30 cent."

In het inschrijflokaal op de ijsbaan krijgt Toos Koelemey te horen dat ze een gulden inschrijfgeld moest betalen, een bedrag dat ze totaal niet had verwacht en voor die tijd aan de hoge kant was. Omdat ze slechts 70 cent had, kreeg ze te horen dat ze niet mee kon doen. Daar was ze dan speciaal voor uit Purmerend gekomen.

Maar op het moment dat ze beteuterd, met de schaatsen onder de arm en met tranen in de ogen het inschrijflokaal verliet, schoot een politieagent te hulp. "Ik vind het zo sneu voor dit meisje, ik leg die 30 cent er wel bij", maakte ’oom agent’ Toos Koelemey blij.

"Je kreeg een nummer, waarna je werd afgeroepen om te starten. De zes besten werden geschift en moesten nog een keer op voor de prijzen. Er deden 37 rijdsters mee. Er waren hele beroemdheden bij, zoals mevrouw Schoorl-Keetman", vertelde Toos mij.

Illusies over een hoge klassering maakten de zusjes zich dan ook niet. Ze hadden de schaatsen al afgebonden, toen een mevrouw zenuwachtig in de richting van Toos kwam aanlopen. Koelemey: "'Waar blijft u, waar blijft u...', riep ze me toe. Wat bleek, ik zat bij het zestal dat de finale moest rijden, en ik moest al als nummer twee starten. Maar omdat ik mijn schaatsen opnieuw moest aandoen, mocht ik als laatste rijden."

Vervolgens de prijsuitreiking. "Daar verwachtte ik niks van", aldus Toos. "Maar diezelfde politieagent die eerder op de dag de bewuste 30 cent had bijgepast, zei: ’Je moet niet weggaan, misschien heb je een prijs’. Omdat ik eigenlijk de bus moest halen, stelde hij me voor om me met de auto thuis te brengen. Maar nogmaals, ik verwachtte niet dat ik in de prijzen zat. Temeer daar alle dames mooie fluwelen kleren droegen en ik maar een gewoon jurkje aanhad."

De eerste prijs ging naar mevrouw Schoorl-Keetman. Voor de zilveren plak werd in het overvolle café ’mejuffrouw Koelemey’ naar voren geroepen. Toos: "Ik wist niet wat me overkwam. Een medaille met een lint... Prachtig."

Het succes in de Beemster kreeg de daaropvolgende jaren weinig vervolg. Toos Koelemey trouwde, kreeg twee kinderen en begon met haar man een café. Nadat ze was gescheiden, pakte ze na de Tweede Wereldoorlog de schoonrij-draad weer op. "Ik moest en zou aan de top komen. Om dat te bereiken ging ik een jaar lang elke week naar de Apollohal in Amsterdam om te trainen. Om ijsgevoel te krijgen. Ik was de enige die dat deed in die jaren."

Die extra training wierp zijn vruchten af. In 1948 greep Toos Koelemey in Almelo de nationale titel. Er zouden er in 1954, 1955 en 1956 nog drie volgen. Daarnaast veroverde Toos drie maal goud bij de paren met haar ijspartner Joop Hazelbag.

Huub Snoep is hoofdredacteur van schaatsen.nl. Samen met Marnix Koolhaas verzorgt hij de wekelijkse rubriek 'Het historisch perspectief' op schaatsen.nl.