Aan de overwinningen in beide timetrials bij de eerste trainingswedstrijd van het olympische seizoen voegde Breeuwsma afgelopen weekend een tweede plaats toe bij de landenwedstrijd tegen Duitsland. "Het gaat nergens om", realiseert Breeuwsma zich. "Maar iedereen die mee doet wil toch winnen. Het ging me goed af. Voor de één is het een knullig wedstrijdje, voor mij is het belangrijk. Ik put er vertrouwen uit."
De 25-jarige Fries is een belangrijke kracht in de aflossingsploeg. Samen met Niels Kerstholt, Sjinkie Knegt en Freek van der Wart sleepte hij de afgelopen jaren de nodige prijzen binnen: twee Europese titels, zilver en brons bij de WK en twee wereldbekeroverwinningen.
Maar in tegenstelling tot zijn teamgenoten liet hij zich in de individuele wedstrijden, afgezien van een bronzen plak in de wereldbeker sprint in 2011, nog weinig gelden.
Hij is zich ervan bewust dat hij vaak wordt gezien als de vierde man. Daar wil Breeuwsma verandering in brengen. "Als ik wat wil in mijn carrière, dan moet ik het wel gaan doen deze winter", stelt hij. "Ik ben nu in de kracht van mijn leven." Hij richt zich daarbij op de 500 en 1000 meter. Op de sprint heeft hij met een olympische nominatie al de eerste stap gezet op weg naar kwalificatie op een individuele afstand voor de winterspelen. "Dat geeft een lekker gevoel, maar ik moet hem nog wel verzilveren. Er zijn meer mannen goed bij ons."
Breeuwsma zit goed in zijn vel deze zomer. In mei zochten de shorttrackers het ijs op in het Franse Font Romeu. "We begonnen op het niveau waarop we vorig seizoen geëindigd waren. Er zit eigenlijk gelijk weer een stapje bij." En ondanks dat het pas augustus is, draaide Breeuwsma op kop zijn snelste rondje ooit in de training (8,5 seconden). "Ik voel me een stuk beter dan ik me vorig seizoen heb gevoeld. Ik heb er echt zin in en dat ben ik een tijdje kwijt geweest."
Afgelopen winter was een moeilijke voor Breeuwsma. "Als je nooit beloond wordt voor het harde werken, dan gaat je motivatie naar beneden", verklaart hij. Beide knieën speelden op, waardoor hij zich in moest houden in de trainingen. Bovendien werd zijn opa ziek rond de belangrijke wedstrijden.
Hij overleed op de eerste dag van de Europese kampioenschappen. Voor Breeuwsma een groot gemis. Zijn grootouders woonden op het erf van de boerderij van de familie Breeuwsma in het Friese Aldeboarn en de kleine Daan kwam dagelijks bij opa over de vloer.
"Het heeft me veel energie gekost. Mijn opa was als een tweede vader voor me. Ik had een goede band met hem. Op een boerderij ben je altijd met elkaar", legt Breeuwsma uit. "Het schaatsen ging heel zwaar. Ik kon het niet overbrengen op het ijs. Nu kan ik het beter loslaten."
Ondanks zijn individuele ambities is het voor Breeuwsma duidelijk waar deze winter de focus ligt. "We weten alle vier dat de relay onze grootste kans is op een medaille in Sotsji", stelt hij. Met het Nederlands team bezet hij momenteel de tweede plaats op de wereldranglijst. "We hebben een hecht en sterk team en dat maakt mij een betere schaatser. We kunnen alles tegen elkaar zeggen."
Breeuwsma waardeert het hoe binnen de mannenploeg met elkaar wordt omgesprongen. "Je hebt wel eens dat één of twee rijders minder schaatsen. Dan wordt het al snel minder leuk. Maar we kunnen dat goed van elkaar hebben. We weten dat we er allemaal volle bak voor gaan."
Als voorbeeld noemt hij het afgelopen WK, waarin Breeuwma op het moment suprême niet zijn beste race wist af te leveren. Daardoor vergooide het team in de laatste rondes het uitzicht op de titel. "Het liep de hele finale niet, mijn wissels waren niet scherp. Ik was er met mijn hoofd niet bij", kijkt Breeuwsma terug.
"Als je dan hoort hoe de andere jongens er in de pers mee omgaan, hoe ze mij in bescherming namen. Dat doet me wel wat. Je moet ook de vrijheid hebben om fouten te maken. Nu ben ik er alleen maar sterker uitgekomen."