Stellig, dat is de markante bloemkoolkweker uit Lutjebroek. Marathonschaatser Ruud Slagter spreekt in heldere volzinnen en gooit er vol energie de ene waarheid na de andere uit. “Ik heb heel veel plezier in het sporten, maar ik heb net zoveel plezier in m’n eigen bedrijf”, zegt hij met overtuiging. “Ze zeggen niet voor niets: ondernemen is topsport en dat is het ook gewoon. Je moet er van alles voor laten en er vol gas voor gaan. Vanwege die combinatie bleef ik ook B-rijder. Ik kon er in de zomer met relatief weinig trainingsuren evengoed een redelijk niveau en mijn plezier uit halen.”
Winnaarstype
Er is geen speld tussen te krijgen, de glasheldere logica is prima te volgen. Toch lijkt er iets te wringen. Want Ruud Slagter was niet zomaar een beloftenrijder, hij won zo’n beetje alles wat los en vast zit. Een nationale titel bij de neo-senioren, winst in het eindklassement van de Marathon Cup, de Trachitol Trophy, een lange reeks dagoverwinningen: bij de beloften moest je van goeden huize komen om de gedreven bloemkoolkweker in de sprint te verslaan.
“Veel winnen, dat was bij mij ook wel een drijfveer om bij de B’s mee te blijven doen”, legt hij uit. “Dat klinkt misschien kinderachtig, maar ik ben wel een winnaarstype. Ik wil de beste zijn. Als ik een training doe, wil ik de snelste ronde rijden. Als we een spelletje doen, al is het Monopoly, dan wil ik gewoon winnen. Wanneer we aan het bloemkool snijden zijn, wil ik sneller snijden dan de rest. Dat zit in mij. Dat was voor mij ook altijd iets.” En word je als winnaarstype niet eens gevraagd voor een topploeg, zoals hij na zijn topseizoen in 2019 wel hoopte, dan ga je er niet om bedelen, vertelt hij. “Ik had zoiets van: als je goed bent, vragen ze je. En anders maar niet. Dat is een beetje hoe ik er in stond. Ik werd niet gevraagd en vond dat prima.”
Met de hele ploeg promoveren
Dat hij nu toch de stap maakt, heeft alles te maken met het feit dat hij mét zijn ploeg toch de uitdaging wil zoeken. “De eerste tien, vijftien jongens zijn van de B’s overgegaan naar de A’s, licht hij toe. “Het niveau is daardoor, met alle respect, een stukje minder dan vorig jaar. De jongens tegen wie ik altijd heb gereden zijn allemaal over naar de A’s. De eerste jaren reed ik tegen Bart Hoolwerf, Harm Visser en Daan Gelling. Die jongens zijn allemaal weg. Natuurlijk komen er andere talenten, maar je wordt ook ouder. Soms moet je een keer doorgaan.”
Het was een gevoel dat nadrukkelijk leefde in de hele ploeg, die naast Slagter bestond uit Ruud van Egmond, Koen Klinkhamer en Gert-Jan van Diepen. De rijders van Bauerfeind zijn in het dagelijks leven vrienden en wonnen vorig jaar met Van Diepen de Marathon Cup, veroverden het ploegenklassement én pakten een reeks podiumplaatsen. “Toen hadden we zoiets van: we rijden met onze hele ploeg zo goed. Alle doorstroomwedstrijden bij de A’s reed iedereen gewoon uit. 'Waarom gaan we niet naar de Topdivisie en benaderen we de sport op dezelfde manier als we nu doen?, vroegen we onszelf af. We hebben toen gezegd: we gaan met z’n allen als ploeg over. We kregen de kans van (competitieleider red.) Willem Hut en pakten die aan.” Alleen Van Diepen ging uiteindelijk niet mee. Na een goed wielerseizoen koos hij onlangs voor het fietsen en stopte zelfs met schaatsen.
Plezier voorop
“Ik voel me nog wel een B-rijder tussen de A-rijders”, besluit hij. “In mijn trainingsaanpak is er niks veranderd ten opzichte van vorig jaar. Als het meezit train ik drie, maximaal vier keer per week en dan hooguit anderhalf of twee uur. Ik heb voor mezelf dit jaar als eerste doel gesteld dat ik alle wedstrijden wil uitrijden. Het tweede doel is, als er een kopgroep van tien man weg is, als sprinter voor de elfde of twaalfde plek mee te sprinten. Dat zou voor mij persoonlijk al best wel knap zijn”, zo licht hij zijn relatief bescheiden plannen voor komende winter toe. Want hij mag dan een winnaarstype zijn, hij is ook een nuchtere realist. ”Ik sta echt niet aan de start met het idee dat ik Jorrit Bergsma eraf ga rijden of Bart Hoolwerf er effe uit ga sprinten. Ik rijd gewoon m’n wedstrijden mee en plezier staat voorop.”