Met ‘alleen’ bedoelt de Fries tegen een mindere tegenstander, eentje die hij ver op achterstand zet. “Dan is het gemakkelijk om met jezelf bezig te zijn, maar als er iemand achter je rijdt, dan is het lastig om je focus vóóruit te houden”, legt hij uit. “Ik ben van nature beter in het rijden in een ‘steady state’.”
“Als er iemand naast je rijdt is dat een afleiding. Je kan niet net doen of hij er niet is. Zelfs toen hij achter me reed hoorde ik hem proesten en zijn schaatsen.” Dat gevoel heeft iedere schaatser, vermoedt Bergsma. “Ik denk dat iedereen dat heeft, maar de een vindt het fijner dan de ander.”
Kramer herkende zich totaal niet in de analyse van zijn tegenstander. “Ik rijd mijn eigen rit. Hij zit natuurlijk ook in de baan, maar ik heb er totaal geen last van”, benadrukt hij. Al erkent hij ook dat een direct duel met Bergsma een andere dynamiek kent dan een andere rit.
“Je weet van tevoren dat je aan elkaar gewaagd bent. Dat is natuurlijk mooi voor het publiek. En anderen leggen er extra lading op en dat doen wij ook”, legt hij uit. En de onderlinge strijd op het ijs, het elkaar opzoeken in de binnenbocht zorgt ook voor een ander resultaat. “Zulke ritten zijn nooit goed voor de eindtijd, maar wel leuk.”
Toch blijft Kramer erbij dat hij in wezen met zichzelf bezig is. Het is geen kat-en-muisspelletje dat hij speelt tijdens de rit. “Controle over de rit heb ik niet, alleen over mezelf. Ik weet ook niet hoeveel harder hij nog kan.”
In de rit van zaterdag kon Bergsma niet veel harder, maar in de toekomst wel, denkt hij. “Ik kom steeds dichterbij. Het is dat ik het op het eind wat laat zitten, maar dat is even dat vertrouwen dat ik nog niet heb”, oordeelt de Clafis-rijder.
“Ik was nu goed begonnen en durfde het duel aan te gaan. Ik moet alleen de op een na laatste ronde met meer durf aan gaan.” Een agressiever slot zou hem nog veel dichter naar Kramer hebben moeten brengen.
Bergsma daarbij, in tegenstelling tot Kramer, ook in te kunnen schatten hoeveel harder zijn tegenstander nog kan. Niet zo veel, is zijn conclusie. “Ik zag dat hij aan het eind op zijn limiet reed.”
Ernaar gevraagd of hij inderdaad op de toppen van zijn kunnen reed in de laatste ronde antwoordt Kramer kort. “Ja.” Maar zijn ogen vertellen iets heel anders. Er zat nog meer in het vat. Of zijn mond of zijn ogen de waarheid spreken zal blijken bij een volgend duel met Bergsma.